4. Netaansluiting
Neem vóór de aansluiting van het toestel de op het typeplaatje vermelde gegevens over netspan-
ning en frequentie in acht. Na de aansluiting van de netkabel op de contactdoos is het toestel
gebruiksklaar.
5. Ingebruikname en bediening
Rode led links (lichtdiode)
Zodra het toestel op het stroomnet wordt aan-
gesloten, brandt links de rode led constant als
indicatie dat het laadtoestel gebruiksklaar is.
6. Laadproces
De geplaatste accu wordt gecontroleerd op
spanning, temperatuur, kortsluiting en pola-
riteit. Vóór laadbegin worden de veiligheidse-
lementen (bimetaal of NTC) via het temperatu-
urcontact gecontroleerd.
Constant groen licht (led rechts)
De batterij wordt opgeladen.
Het bijzondere aan dit laadproces is de herken-
ning van de laadtoestand. Door de aanpassing
van de laadstroom wordt de stijging van zowel
de accu-binnendruk als de stijging van de laad-
spanning voorkomen.
Led links, rood
Rode led brandt
Rode led knippert
Led rechts, meerkleurig
Led brandt groen
Led knippert groen
Led brandt rood
Led knippert rood
Nederlands | 26
In geval van een storing knippert de rode led
links.
Deze signaleert een functiestoring van het
laadtoestel – verder laden is niet mogelijk!
Groen knipperlicht (led rechts)
De accu is vol en het laadtoestel schakelt au-
tomatisch over naar druppellading. Door deze
laadfunctie wordt de accu ontzien en blijft hij
vol geladen.Tijdens het netbedrijf kan de accu
voor onbepaalde tijd in het laadtoestel blijven
zonder beschadigd te worden. Overlading is
uitgesloten!
Rood knipperlicht (led rechts) LED indica-
tie geeft aan dat de accutemperatuur buiten
het temperatuurbereik voor snelladen van 5°C
- 40°C ligt. Zodra het toegestane temperatu-
urbereik wordt bereikt, schakelt het oplaadap-
paraat automatisch over op snelladen.
Constant rood licht (led rechts) De accu
is defect
Laadtoestel is op de stroomverzorging
aangesloten en gebruiksklaar
Laadtoestel is defect
Laadproces begint
Accu is vol
Accu is defect
Accu is te heet of te koud