Pas de prothese zo mogelijk aan met behulp van de L.A.S.A.R. Posture.
4.2.3 Dynamische opbouwoptimalisatie
Pas de prothese in het frontale vlak (ML) en het sagittale vlak (AP) aan door
verandering van de hoek of door verschuiving, zodat een goed hielcontact,
een gemakkelijke afwikkeling en een optimale gewichtsverplaatsing naar de
contralaterale zijde gewaarborgd zijn. Let bij onderbeenprothesen op een
fysiologische kniebuiging in de standfase.
4.3 Schuimstofovertrek
De aansluitkap 2C10/2C20, die precies in de proximale rand van de voet-
schaal valt en kan worden losgemaakt, wordt gebruikt als verbinding tussen
de schuimstofovertrek en de voetschaal.
Neem de volgende adviezen in acht:
• Kort de schuimstof in (houd rekening met een distale bufferzone van ca.
1 cm bij onderbeen- en ca. 4 cm bij bovenbeenschuimstof).
• Breng de schuimstof op zijn plaats, monteer de voet en teken de buitencontour
van de op de schuimstof gedrukte aansluitkap af.
• Reinig de losgemaakte aansluitkap met isopropylalcohol 634A58.
• Lijm het distale snijvlak van de schuimstof met contactlijm 636N9 of
kunststoflijm 636W17 vast aan de aansluitkap.
• Frees wanneer de lijm droog is (na 10 minuten) in het distale schuimstofdeel
een opening waar het bovenstuk van de adapter precies in past. Voor een
goede werking van de adapter en om te voorkomen dat de adapter geluid
maakt, is het belangrijk dat de opening voldoende wordt uitgeslepen, zodat
de adapter vrij kan bewegen.
• Werk de cosmetische schuimstofovertrek op de gebruikelijke manier af.
De voet moet daarbij gemonteerd zijn. Houd rekening met de compressie
van overtrekkousen of SuperSkin.
4.4 Instellingen en eindmontage
Door de hoge momenten in het gedeelte waar de adapter zit, is het van es-
sentieel belang dat de stelbouten van de buisadapter gelijkmatig worden
aangedraaid met een nominaal moment van 15 Nm.
Gebruik momentsleutel 710D1 en borg de stelbouten bij het afwerken van
de prothese met Loctite 636K13.
Ottobock | 59