8. Bedieningselementen
8.1 Aan/uit-schakelaar
De aan/uit-schakelaar (1) is een
schakelaar met de volgende functies:
1 Inschakelen:
de aan/uit-schakelaar (1) werkt bij het
starten van de verbrandingsmotor als
hoofdschakelaar. Als de aan/uit-
schakelaar (1) niet in de stand 1 is
gedraaid, kan de verbrandingsmotor niet
worden gestart.
2 Uitschakelen:
Als de aan/uit-schakelaar (1) in de stand 0
wordt gedraaid, wordt de
verbrandingsmotor uitgeschakeld.
8.2 Hendel gasregeling
Met de hendel voor gasregeling kan het
toerental van de verbrandingsmotor
worden geregeld.
Toerentalregeling:
152
● Verstel de hendel gasregeling (1) bij
draaiende verbrandingsmotor.
Motortoerental:
Snel
Langzaam
8.3 Schakelhendel aandrijving
Het apparaat is uitgerust met twee
voorwaartse aandrijvingen (voorwaarts
langzaam en voorwaarts snel) en een
achterwaartse aandrijving. Deze worden
met de schakelhendel aandrijving
ingesteld.
Zet de schakelhendel aandrijving (1)
afhankelijk van de gewenste aandrijving
naar voren of naar achteren.
Aandrijvingsinstellingen:
Symbool
Aandrijving
0/R
Nullast/achter-
waartse
aandrijving
1
Langzame voor-
waartse
aandrijving
2
Snelle voor-
waartse
aandrijving
Opgelet!
Voer alleen aandrijvingsinstellingen
door wanneer de transmissie tot
stilstand is gekomen en de
wielaandrijvingshendel niet wordt
bediend. (
8.4)
0478 404 9603 A - NL