5.1.6) Controleer of de ontgrendelingsknop volledig is teruggeveerd.
Diagram 6 (druk zo nodig de ontgrendelingshendel naar beneden totdat
de ontgrendelingsknop weer in de oorspronkelijke stand staat en dus
veilig is vergrendeld)
5.1.7) Voer de functiecontrole van de kabel uit. 5.2) Functiecontrole
bevestigd aan de kabel: A) Houd de runner die met de karabijnhaak aan
de kabel is bevestigd vast en trek hem omhoog. Wanneer de
karabijnhaak verticaal omhoog wordt getrokken en langzaam op en
neer wordt bewogen, moet de runner de bewegingen van de kabel
gemakkelijk kunnen volgen. Diagram 7 B) Als de karabijnhaak wordt
losgelaten of naar beneden wordt getrokken, moet de runner
vergrendeld en vastgeklemd aan de kabel worden! Diagram 5
5.2) Verwijder de runner op dezelfde manier als deze is geplaatst, maar
in omgekeerde volgorde. Het ontwerp maakt het onmogelijk om de
runner verkeerd in te brengen (achterstevoren) en het kan niet worden
geopend en/of bevestigd en vervolgens worden gesloten. De pijl op de
bovenkant van de runner geeft de juiste richting aan en moet altijd naar
boven wijzen.
5.3) Kabelgeleiders:
5.3.1) Overdraagbare kabelgeleiders: Kabelgeleiders kunnen van de
runner worden overgebracht zonder dat de runner van de kabel moet
worden verwijderd en zonder dat de kabel van de tussenliggende
beugel moet worden losgemaakt. Om de runner over de kabelgeleider
te laten glijden, moet u er zoveel mogelijk voor zorgen dat de runner niet
gedraaid is. Diagram 3
5.3.2) Niet-overdraagbare kabelgeleiders: Als de kabelgeleiders niet
overdraagbaar zijn, moet u tot net voor de kabelgeleiders omhoog
klimmen en de kabel uit de geleider trekken. U kunt dan over de geleider
klimmen en de kabel weer in de kabelgeleider onder de runner
inbrengen.
Kabeldoorvoer aan de zijkant. Diagram 11
Kabeldoorvoer aan de voorkant. Diagram 12
6.) Gebruik van het klimbeveiligingssysteem
6.1) Neem het bereik van de bedrijfstemperatuur in acht (-30°C tot
+45°C)
6.2) Onder extreme omstandigheden, waaronder klimatologische
condities, het effect van chemicaliën of mechanische invloeden, zoals
scherpe randen, olie, ijs enzovoort., wordt het gebruik van het
valbeveiligingssysteem afgeraden.
6.3) Voer een visuele controle uit van de kabel en ladder-bevestigingen
voor en tijdens het klimmen om er zeker van te zijn dat alles compleet
en in goede staat is.
6.4) Tussenliggende kabelbeugels moeten stevig aan de sporten
bevestigd zijn en mogen de kabel niet buigen. Bij het op en neer
56