onderzijde van de zaaggeleider gezaagd worden, daar in
dat geval de zaag altijd van het lichaam weg in de richting
van het hout getrokken zal worden (zie afb. 16).
-
Hout onder spanning (zie afb. 17) moet altijd eerst aan
de drukzijde (A) ingezaagd worden. Pas daarna kan de
scheidingssnede op de trekzijde (B) gemaakt worden.
Zo wordt het ingeklemd reken van de zaaggeleider
voorkomen.
-
Aan het einde van de zaagbewerking zal de motorzaag
door zijn eigen gewicht doorschieten, omdat hij niet meer
in de zaagsnede wordt ondersteund. Houd de zaag hierbij
gecontroleerd tegen.
LET OP: Velwerkzaamheden en verwijderen van
takken, alsmede het werken aan omgewaaide bomen
mogen alleen uitgevoerd worden door geschoold
personeel! Gevaar voor letsel!
-
Steun bij het verwijderen van takken de motorkettingzaag
altijd zo dicht mogelijk op de stam. Hierbij mag niet
met de voorzijde van de zaaggeleider gezaagd worden
(terugslaggevaar).
-
Let vooral goed op bij onder spanning staande takken.
Zaag vrijhangende takken niet van onder af door.
-
Ga nooit op een stam staan terwijl u takken verwijdert.
-
Met het vellen van bomen mag pas worden begonnen
nadat men zich ervan heeft verzekerd dat:
a) alleen personen die bij het vellen betrokken zijn zich
op de werkplek bevinden.
b) ongehinderd uitwijken mogelijk is voor iedereen die
betrokken is bij het vellen (de uitwijkruimte dient
schuin naar achteren te lopen onder een hoek van
ongeveer 45˚).
c) de voet van de stam vrij is van alle vreemde
voorwerpen, struikgewas en takken. Zorg voor een
stabiele werkpositie (struikelgevaar).
d) de dichtsbijgelegen werkplek tenminste twee en
een halve boomlengte verwijderd is (zie afb. 18).
Vergewist u zich er vóór het vellen van dat er zich
geen personen of voorwerpen binnen een afstand van
2 1/2 maal de boomlengte (zie afb. 18) bevinden.
(1) = Velbereik
-
Beoordeling van de boom:
Overhangrichting - losse of dorre takken - hoogte van de
boom - natuurlijke overhang - is de boom rot ?
-
Let op de windrichting en windsnelheid. Bij zware
windstoten mogen er geen bomen geveld worden.
-
Inzagen van de worteluitlopers:
Bij de grootste worteluitloper beginnen. Als eerste de
zaagsnede in verticale richting en daarna de zaagsnede
in horizontale richting aanbrengen.
-
Valkerf (zie afb. 19, A) aanbrengen:
De valkerf geeft de boom de juiste valrichting en
stuurt deze. De valkerf wordt haaks op de valrichting
aangebracht met een diepte van 1/3 - 1/5 van de
stamdoorsnede. De zaagsnede indien mogelijk dicht
boven de grond aanbrengen.
-
Eventuele correcties van de valkerf moeten over de
gehele breedte van de boom aangebracht worden.
-
De valzaagsnede (zie afb. 20, B) wordt boven de
valkerfholte (D) aangebracht. De valzaagsnede moet
loodrecht op de stam aangebracht worden. Voor de val-
kerf moet ongeveer 1/10 van de stamdoorsnede blijven
staan als breukvlak.
-
Het breukvlak (C) werkt als scharnier. Dit mag in geen
geval doorgezaagd worden, daar dit het ongecontroleerd
vallen van de boom kan veroorzaken. Breng tijdig spieën
aan!
-
De valzaagsnede mag alleen gezekerd worden met
kunststof of aluminium spieën. Het gebruik van ijzeren
spieën is verboden, daar een aanraking ernstige
beschadigingen of zaagkettingbreuk tot gevolg kan
hebben.
-
Bij het vellen van bomen altijd terzijde van de vallende
boom gaan staan.
-
Bij het terugkeren naar de valzaagsnede oppassen voor
vallende takken.
-
Bij het werken op hellingen moet de bedieningspersoon
boven of terzijde van de te bewerken stam, respectievelijk
liggende boom staan.
-
Pas op voor aanrollende boomstammen.
3-8. Transport en opslag
-
Bij het veranderen van werkplek tijdens het werken
moet de motorkettingzaag afgezet of de kettingrem
ingeschakeld worden om onbedoeld starten en
aanlopen van de zaag ketting te voorkomen.
-
Vervoer of draag de motorkettingzaag nooit met
lopende zaagketting.
-
De warmgelopen motorzaag niet afdekken (bijv. met
zeil, deken, tijdschriften ...).
De motorzaag laten afkoelen, alvorens ze in een
transportkoffer of voertuig te laden. Bij motorzagen
met katalysator zijn langere afkoeltijden nodig!
-
Bij vervoer over langere afstanden moet in ieder geval de
meegeleverde beschermkap voor de zaaggeleider aan-
gebracht worden.
-
Draag de motorkettingzaag altijd aan de beugelgreep,
waarbij de zaaggeleider naar achter wijst (zie afb. 21).
Zorg ervoor dat u niet met de uitlaat in aanraking komt
(gevaar voor brandwonden!).
-
Tijdens vervoer in personenwagens moet de machine zo
geplaatst worden dat er geen brandstof of kettingolie kan
uitlekken.
-
De motorkettingzaag moet veilig in een droge
ruimte opgeslagen worden. De motorkettingzaag
mag niet buiten bewaard worden. Berg de
motorkettingzaag ontoegankelijk voor kinderen op. De
zaaggeleiderbescherming moet in elk geval worden
aangebracht.
-
Bij opslag gedurende langere tijd en bij het verzenden van
de motorkettingzaag moeten olietank en brandstoftank
volledig geleegd zijn.
3-9. Onderhoud
-
Bij alle onderhoudswerkzaamheden moet de motor-
kettingzaag uitgezet (zie afb. 22), en de bougiedop
losgetrokken worden!
-
Vóór het begin van de werkzaamheden moet altijd eerst
gecontroleerd worden of de motorkettingzaag goed
werkt, en speciaal de kettingrem. Let er vooral op of de
zaagketting volgens voorschrift geslepen en gespannen is
(zie afb. 23).
-
De motorkettingzaag moet met zo weinig mogelijk lawaai
en uitlaatgassen gebruikt worden. Let goed op een
correcte afstelling van de carburator.
-
Reinig de motorkettingzaag regelmatig.
-
Controleer regelmatig of de tankdoppen goed sluiten.
Neem de veiligheidsvoorschriften van de
Arbeidsinspektie enverzekeringsmattschappijen in
acht.
Breng in geen geval veranderingen in der constructie
van de motorkettingzaag aan. U brengt daarmee uw
veilig heid in gevaar.
Onderhouds- en montagewerkzaamheden mogen
alleen uitgevoerd worden voorzover deze in deze
gebruiksaanwij zing beschreven zijn. Alle overige
werkzaamheden moeten door de MAKITA service
uitgevoerd worden.
99