Gebruik met de dubbele ophanging type HWB 1,8 DW/ HWB 2 DW
Bij gebruik van de IKAR dubbele ophanging kunnen 2 IKAR-valbeveiligers van het type HWB 1,8 / HWB 2
worden gebruikt voor het afwisselend verankeren aan geschikte verankeringspunten voor verticale en horizontale
voortbeweging. (bijv. bij werkzaamheden in een hoogbouwmagazijn, staalbouwmontages, industriële steigerbouw
of bij verticale beklimming langs gevelladders/kooiladders) De combinatie van dubbele ophanging en valbeveiligers
(HWB 1,8 DW / HWB 2 DW) mag alleen worden gebruikt met harnasgordels conform DIN EN 361:2002 die
uitgerust zijn met een rugplaat voor bevestiging van de ruggordelbanden en een rugharnasoog (
Verder moet rekening worden gehouden met de gebruikshandleiding van de harnasgordel. Informeer bij twijfel over
de geschiktheid van de harnasgordel bij de betreffende fabrikant. Het IKAR hoogtebeveiligingsapparaat type HWB
1,8 DW / HWB 2 DW werd in combinatie met de IKAR speciale wervel type DW of conform EN 360:2002 en CNB
11.060:2008 (horizontaal gebruik met een valbelasting over randen r=0,5 mm) met succes getest en toegelaten.
(zie gebruikshandleiding en veiligheidsinstructies)
1.
Alleen de IKAR dubbele ophanging type DW mag met de IKAR valbeveiligers type HWB 1,8 DW / HWB 2
DWworden gebruikt. Andere combinaties zijn niet toegestaan. Adapters van andere fabrikanten of andere
valbeveiligers mogen niet worden gebruikt.
2.
De IKAR valbeveiligers worden door een geïnstrueerde persoon aan de draaihaak verbonden met de
dubbele ophanging met behulp van de daarvoor beoogde speciale schroeven M8 kwaliteit 8.8 (
).
33
Het aandraaimoment van de schroeven bedraagt 18 Nm. Bovendien moeten de schroeven worden gezekerd
met een middelvaste schroefborging.
3.
Met de steekbout kan nu de adapter tussen de rugplaat en de gordelbanden van de harnasgordel worden
verbonden (
).
18
4.
De ideale verankeringspunten voor de karabijnhaken van de intrekbare verbindingsmiddelen moeten zich of
boven of achter de gebruiker en niet lager dan heuphoogte bevinden (
Uitzondering:
Bij werkzaamheden op de standplaats van de gebruiker (
bijv. bij containermontages, valbeveiligingen op platte daken en staalbouwmontages met grotere afstanden
vanwege de constructie. Maar niet bij werkzaamheden onder de standplaats van de gebruiker.
Daarbij moeten beide valbeveiligers met de verbindingselementen van de intrekbare verbindingsmiddelen
met de verankeringspunten worden verbonden.
5.
Mogelijk letsel van de gebruiker bij een val door botsen tegen constructiedelen of door de intrekbare
verbindingsmiddelen (bijv. schaafwonden onder de armen) of door een ongecontroleerd rondslingeren van
een valbeveiliger die niet met het verankeringspunt verbonden is, kan niet worden uitgesloten (
6.
Als de valbeveiligers niet meer nodig zijn voor de valbeveiliging van de gebruiker, dan moeten de
karabijnhaken van de intrekbare verbindingsmiddelen met een geschikt punt van de harnasgordel (bijv.
bevestigingsogen) worden verbonden.
7.
Voorafgaand aan het gebruik moet de gebruiker worden getraind door praktische oefeningen in de
noodzakelijke bewegingen en verankeringstechnieken. In het bijzonder moet er daarbij op worden gelet dat de
intrekbare verbindingsmiddelen niet draaien/kruisen, omdat anders het intrekken van de verbindingsmiddelen
verhinderd wordt.
8.
De vrije afstand onder de voeten van de gebruiker, moet absoluut in acht worden genomen
(
+
+
+
+
19
20
22
23
18
NEDERLANDS
+
+
+
).
24
25
27
29
18a
+
+
19
20
25
+
).
22
23
56
+
).
18
18a
+
+
+
30
31
32
+
+
+
).
24
26
29
+
).
28
29