HOOFDSTUK 3
INSTALLATIE
Installeer de pomp op een vlakke ondergrond en zet hem vast zodat deze tijdens het inschakelen en de werking niet kan verschuiven.
Controleer of de normale luchtstroom die voor de afkoeling van de motor door de ventilator wordt uitgestoten, niet wordt geblokkeerd.
In geval de pomp gebruikt wordt voor drinkwater, moet hij voorafgaand aan de installatie gewassen worden, evenals in geval van een
langdurige periode van inactiviteit
Installeer de pomp in een goed geventileerde omgeving. De relatieve vochtigheid van de omgeving mag niet groter zijn dan 50% bij
40°C, zonder condensvorming.
Ga na of de installatieplek groot genoeg is om de pomp aan de installatie te monteren en om onderhoud mogelijk te maken.
Ga na of de installatieplek of ruimte van de pomp niet door lekkende vloeistof of andere situaties blank kan komen te staan waardoor
de pomp in de vloeistof ondergedompeld raakt.
Ga na of de omgevingstemperatuur het gegeven van het plaatje niet overschrijdt.
GEVAAR
Om het instorten van de installatie en mogelijk persoonlijk letsel te voorkomen, dient u leidingen, aansluitingen en
accessoires te gebruiken die voor de maximale bedrijfsdruk geschikt zijn.
GEVAAR
De leidingen moeten door gekwalificeerd personeel worden aangesloten conform de plaatselijk toepasselijke normen.
Om te voorkomen dat de installatie in het geval van onderhoud aan de pomp geledigd moet worden, wordt aanbevolen om afsluiters te
installeren op de aanzuig en toevoerleiding van de pomp.
GEVAAR
De vloeistof raakt oververhit als de pomp een enkele seconde lang met gesloten toevoerklep werkt. Gebruik de pomp niet
als de afsluiter aan de toevoerzijde gesloten is.
Installeer de pomp op dergelijke wijze dat luchtbellen in het huis en de leidingen worden voorkomen. Dit geldt met name aan de
aanzuigzijde van de pomp.
De leidingen en kleppen moeten voldoende groot zijn.
De leidingen mogen de aanzuiging en toevoer van de pomp mechanisch niet te veel belasten met te grote ladingen en
aandraaimomenten.
In geval van drinkwater moeten alle materialen, die stroomop- en stroomafwaarts van de pomp gebruikt worden, geschikt zijn om in
contact te komen met water bestemd voor menselijke consumptie.
Monteer een redelijk stugge leiding aan de aanzuiging om afknellingen wegens onderdruk te voorkomen wanneer flexibele leidingen
worden gebruikt.
Het wordt aanbevolen om een filter op de invoer van de aanzuigleiding te monteren wanneer de pomp gebruikt wordt om water uit een
put of regenwaterreservoir te pompen.
GEVAAR
Verifieer regelmatig de status van het filter en reinig of vervang het.
GEVAAR
FP/Multi EVO moet geïnstalleerd worden conform Afbeelding 6. De waterkolom tussen het gebruikspunt en de elektronische
inrichting mag maximaal 15m bedragen
NL
49