VEILIGHEIDSAQUASTAAT
Zodra de temperatuur boven de
100°C stijgt, schakelt de veiligheids-
aquastaat, die een handmatige reset-
functie heeft, in waardoor de brander
onmiddellijk gedoofd wordt. Om de
ketel weer in werking te stellen moet u
het zwarte kapje eraf schroeven en
moet u op het knopje dat zich daaron-
der bevindt, drukken (fig. 21). Als dit
vaak gebeurt moet u een erkende vak-
man inschakelen om dit na te kijken.
DE BRANDER ONTGRENDELEN
Als er storingen in de ontsteking of in
de werking optreden dan wordt de wer-
king van de ketel geblokkeerd en dan
zal het rode waarschuwingslampje op
het bedieningspaneel gaan branden.
Om de ketel opnieuw proberen aan te
zetten moet u de ontgrendelknop van
de brander ("RESET") indrukken totdat
de vlam weer gaat branden (fig. 22).
Deze handeling kan maximaal 2 - 3
keer herhaald worden en indien deze
pogingen niet slagen moet u een
beroep doen op erkende vakmensen.
LET OP:
Controleer of er brandstof in de tank
zit en of de kranen open staan.
Telkens als de tank wordt gevuld, ver-
dient het de aanbeveling om de wer-
king van de ketel circa een uur lang te
onderbreken.
ONTGRENDEL -
KNOP
RESET
TWICE
ONLY
DE KETEL UITSCHAKELEN
Om de ketel uit te schakelen hoeft u
slechts op de knop van de hoofdscha-
kelaar te drukken (fig. 17). Draai de
brandstofkranen en de waterkraan van
de verwarmingsinstallatie dicht als de
ketel geruime tijd niet gebruikt wordt.
DE INSTALLATIE VULLEN
Controleer van tijd tot tijd of de hydro-
meter als de installatie koud is een druk-
waarde tussen de 1 en de 1,2 bar uit-
wijst. Als de druk onder de 1 bar daalt
dan moet de druk weer op het juiste
niveau gebracht worden door de vul-
kraan tegen de wijzers van de klok in te
draaien (naar links). Na afloop van deze
Fig. 22
2
bar
1
3
0
4
60
40
°C
80
20
100
0
120
handeling moet u controleren of de
kraan goed dicht gedraaid is (fig. 23). Als
de druk boven de vastgestelde grens-
waarde gestegen is moet u de overtolli-
ge druk afblazen door aan de ontluchter
van een willekeurige radiator te draaien.
REINIGING EN ONDERHOUD
Na afloop van het verwarmingsseizoen
moet de ketel absoluut gereinigd en
gecontroleerd worden.
Het preventieve onderhoud en de
controle van de werking van de toe-
stellen en van de beveiligingssyste-
men moet na afloop van elk seizoen
uitgevoerd worden en mag uitslui-
tend door erkende vakmensen ver-
richt worden.
2
bar
1
3
0
4
2
bar
1
3
0
4
60
40
°C
80
20
100
0
120
OPEN
Fig. 21
Fig. 23
109