Pomptype
Enkelvou-
Dubbele pomp
dige pomp
DMH 254
DMH 50-10
DMH 50-10/50-10
DMH 102-10
DMH 102-10/102-10
DMH 143-10
DMH 143-10/143-10
DMH 175-10
DMH 175-10/175-10
DMH 213-10
DMH 213-10/213-10
DMH 291-10
DMH 291-10/291-10
DMH 46-16
DMH 46-16/46-16
DMH 97-16
DMH 97-16/97-16
DMH 136-16
DMH 136-16/136-16
DMH 166-16
DMH 166-16/166-16
DMH 202-16
DMH 202-16/202-16
DMH 276-16
DMH 276-16/276-16
DMH 255
DMH 194-10
DMH 194-10/194-10
DMH 270-10
DMH 270-10/270-10
DMH 332-10
DMH 332-10/332-10
DMH 403-10
DMH 403-10/403-10
DMH 550-10
DMH 550-10/550-10
DMH 257
DMH 220-10
DMH 220-10/220-10
DMH 440-10
DMH 440-10/440-10
DMH 575-10
DMH 575-10/575-10
DMH 750-4
DMH 750-4/750-4
DMH 770-10
DMH 770-10/770-10
DMH 880-10
DMH 880-10/880-10
DMH
DMH 1150-10
1150-10/1150-10
DMH 1500-4
DMH 1500-4/1500-4
* l/h per doseerkop; verdubbel de capaciteit voor dubbele pompen.
De pomp kan worden gebruikt in het bereik
N.B.
tussen 10 % en 100 % van de maximale doseer-
capaciteit.
3.4.1 Nauwkeurigheid
•
Fluctuatie in de doseerdoorstroming: minder dan ± 1,5 % bin-
nen het regelbereik 10-100%
•
Lineariteitafwijking: ± 2 % van de schaaleindwaarde.
Geldt voor:
•
water als doseermedium
•
volledig ontluchte doseerkop
•
standaard pompversie.
3.4.2 Inlaatdruk en tegendruk / aanzuighoogte
Maximale inlaatdruk
Pomptype
DMH 251
DMH 252
DMH 253
DMH 254
DMH 255
DMH 257
50 Hz
Max. slagfre-
Q*
p max.
quentie
[l/h]
[bar]
[n/min]
50
10
26
102
10
54
143
10
75
175
10
92
213
10
112
291
10
153
46
16
26
97
16
54
136
16
75
166
16
92
202
16
112
276
16
153
194
10
54
270
10
75
332
10
92
403
10
112
550
10
153
220
10
28
440
10
56
575
10
73
750
4
73
770
10
98
880
10
112
1150
10
146
1500
4
146
[bar]
8
8
5
5
0,8
0,8
60 Hz
p
Max. slagfre-
Q*
max.
quentie
[l/h]
[bar]
[n/min]
60
10
31
122
10
65
172
10
90
210
10
110
255
10
134
-
-
-
55
16
31
116
16
65
163
16
90
200
16
110
242
16
134
-
-
-
233
10
65
324
10
90
398
10
110
484
10
134
-
-
-
264
10
34
528
10
67
690
10
88
900
4
88
924
10
118
1056
10
134
-
-
-
-
-
-
Minimale tegendruk bij persventiel van de pomp
Pomptype
DMH 251
DMH 252
DMH 253
DMH 254
DMH 255
DMH 257
Een overdrukverschil van tenminste 2 bar is
vereist tussen het zuigventiel en het persventiel voor
een juiste werking van de doseerpomp.
Wanneer de totale tegendruk (bij het doseerpunt) en
N.B.
geodetische hoogteverschil tussen het zuigventiel en
doseerpunt minder is dan 2 bar (20 mWk), moet een
veerbelast ventiel direct voor het doseerpunt worden
geïnstalleerd.
100 Hz
p
Max. slagfre-
Q*
max.
quentie
[l/h]
[bar]
[n/min]
101
10
52
203
10
108
286
10
150
-
-
-
-
-
-
-
-
-
92
16
52
193
16
108
271
16
150
-
-
-
-
-
-
-
-
-
387
10
108
540
10
150
-
-
-
-
-
-
-
-
-
440
10
56
880
10
112
1150
10
146
1500
4
146
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
[bar]
2
2
2
2
2
2
443