De hydraulische aansluiting dient uitgevoerd te worden
door gekwalifi ceerd personeel dat een conformiteitsver-
klaring kan afgeven volgens D.M. (Italiaanse ministeriële
beschikking) 37 ex L. 46/90.
Tijdens de installatie en het gebruik van het apparaat moeten
de plaatselijke en nationale wetten en de Europese normen in
acht worden genomen. In Italië refereert men aan de norm UNI
10683/2012 alsmede aan de regionale indicaties of de indica-
ties van de plaatselijke ASL. Er dient altijd verwezen te worden
naar de wetgeving die van kracht is in de respectieve landen.
Vraag de beheerder om toestemming alvorens u het apparaat in
een meergezinshuis installeert.
CONTROLE COMPATIBILITEIT METANDE-
RE INSTALLATIES
De ketel mag NIET geïnstalleerd worden in een ruimte waar
zich ook verwarmingstoestellen met gas van het type B bevin-
den (bv. gasgestookte verwarmingsketels, kachels en toestellen
met een afzuigkap), aangezien dit de werking van deze toestel-
len kan hinderen of beïnvloeden.
CONTROLE ELEKTRISCHE AANSLUITING
(breng de stekkerdoos op een bereikbare plek aan)
De ketel is voorzien van een elektrische voedingskabel die op
een 230 V 50 Hz stopcontact, het liefst voorzien van een ma-
gnetothermische schakelaar, moet worden aangesloten.
Spanningsvariaties van meer dan 10% kunnen de normale
werking van de ketel negatief beïnvloeden.
Wanneer deze nog niet aanwezig is, dient er een differentiële
schakelaar voorzien te worden.
De elektrische installatie moet aan de normen voldoen; contro-
leer met name de doeltreffendheid van de aarding.
De voedingslijn moet een doorsnede hebben die geschikt is
voor het vermogen van de apparatuur.
Edilkamin acht zich niet verantwoordelijk voor storingen in de
functionering als gevolg van een slechtfunctionerend aardecircuit.
PLAATSING EN AFSTANDEN VOOR BRAND-
VEILIGHEID
Voor een correcte werking van de ketel dient deze waterpas op
de vloer te worden geplaatst.
Controleer de draagkracht van de vloer.
De ketel moet worden geïnstalleerd met inachtneming van de
volgende veiligheidsvoorwaarden:
- gemiddeld brandbare materialen moeten op minstens 10 cm
van de ketel geplaatst worden.
- indien de ketel op een ontvlambare vloer wordt geplaatst,
moet een plaat van warmte
- isolerend materiaal tussen de vloer en de haard worden gepla-
atst, die aan de zijkanten minstens 20 cm en aan de voorkant
minstens 40 cm uitsteekt.
Op de ketel en in het geval van afstanden die kleiner zijn dan
de veiligheidsafstanden mogen geen voorwerpen van ontvlam-
bare materialen worden geplaatst.
In het geval van een aansluiting op een houten wand of een
wand van andere ontvlambare materialen is het noodzakelijk
de rookafvoerleiding met keramiekfi ber of een materiaal met
soortgelijke eigenschappen te isoleren.
LUCHTTOEVOER:
absoluut noodzakelijk
Het is noodzakelijk dat de installatieruimte van de ketel vo-
orzien is van een luchttoevoer met e en minimum doorsnede
van 80 cm² zodat het herstel van de verbruikte lucht voor de
verbranding gegarandeerd wordt. De ketel kan ook lucht aan-
voeren door een rechtstreekse verbinding naar buiten via een
verlengstuk op de stalen buis met een diameter van 4 cm. In dat
geval kunnen problemen ontstaan door condensatie en moet
u de luchttoevoer met een netje beschermen, waarbij een mini-
male vrije doorgang van 12cm² is gewaarborgd. De buis moet
korter zijn dan 1 meter en mag geen bochten hebben. De buis
moet eindigen met een segment van 90° naar beneden gericht
met een windbescherming.
INSTALLATIE
ROOKAFVOER
Het afvoersysteem mag uitsluitend door de ketel gebruikt
worden (het is niet toegestaan dat de schoorsteen tevens
voor andere installaties gebruikt wordt).
Het afvoeren van de rook vindt plaats door een leiding aan de
achterkant met een doorsnede van 8 cm. We raden de installatie
van een T-stuk met een condens verzameldop aan op het begin-
stuk van het verticale deel. De rookafvoer moet met behulp van
geschikte stalen leidingen EN 1856 gecertifi ceerd.
De leiding moet hermetisch afgesloten zijn. Voor de afdichting van
de leidingen en een eventuele isolatie hiervan is het noodzakelijk
materialen te gebruikt worden dat bestand is tegen hoge tempera-
turen (siliconen of mastiek geschikt voor hoge temperaturen).
Het enige horizontale deel mag tot 2 m lang zijn. Een totaal van
3 bochten met een max. wijdte van 90° is toegestaan.
Het is noodzakelijk (als de afvoer niet in een schoorsteen
uitkomt) een verticaal deel en een windwerend eindstuk te
installeren (referentie UNI 10683/2012).
Het verticale kanaal kan zowel intern als extern zijn. Als het
rookkanaal zich in de buitenlucht bevindt, moet hij op passende
wijze geïsoleerd zijn. Als het rookkanaal in een schoorsteen
uitkomt, moet deze geschikt zijn voor vaste brandstoffen.
Als de doorsnede groter is dan 150 mm, is het noodzakelijk
hem te verkleinen door hier leidingen met een juiste doorsnede
en gemaakt van passende materialen in aan te brengen (bijv.
stalen leidingen met een doorsnede van 80 mm).
De verschillende delen van het rookkanaal moeten geïnspecte-
erd kunnen worden. Wanneer het rookkanaal niet demonteerba-
ar is moet deze kijkglazen voor het reinigen hebben.
De ketel is ontworpen om te werken in alle weersomstandighe-
den. In het geval van bijzondere omstandigheden, zoals harde
wind, kunnen er beveiligingssystemen in werking treden die
ervoor kunnen zorgen dat de ketel uitgeschakeld wordt. Laat
in dergelijke gevallen het apparaat nooit met gedeactiveerde
beveiligingen functioneren. Neem contact op met uw Dealer als
het probleem aanhoudt.
TYPISCHE GEVALLEN
Afb. 1
A:
geïsoleerde stalen schoorsteen
B:
minimum hoogte 1,5 m, en alleszins voorbij de dakrand
C-E: externe luchttoevoer (doorgang minimaal 80 cm²)
D:
stalen rookkanaal in een bestaande gemetselde schoorsteen.
SCHOORSTEENPOT
De fundamentele eigenschappen zijn:
- interne doorsnede aan de onderkant gelijk aan de doorsnede
van de schoorsteen
- doorsnede van de afvoer minstens tweemaal zo groot als de
doorsnede van de schoorsteen
- bovenop het dak in de wind geplaatst buiten het bereik van
refl uxzones.
- 148
- 148
-
-
Afb. 2