STARTEN VAN DE MOTOR (Fig. 12)
Voor het starten van de motor dienen
de volgende handelingen uitgevoerd te
worden:
1) Steek de sleutel in de contactschakelaar
en draai haar in positie 1 (zie schema).
2) Draai de sleutel verder in positie 2 en laat
haar daar zodra de motor is aangeslagen.
N.B.: Laat, bij draaiende motor, de sleutel
in positie 1 om opladen van de accu te
bewerkstelligen. Als de motor niet draait
draai de sleutel dan in positie 0 om ontladen
van de accu te voorkomen.
OPGELET - Om de motor met de
hand te starten moet de sleutel in
de contactschakelaar gestoken
worden en één slag gedraaid.
ACCU
Om verzekerd te zijn van een goede werking
van de accu dienen de volgende instructies
in acht genomen te worden:
- Controleer regelmatig het electrolytniveau.
Dit dient te gebeuren met uitgeschakelde
motor waarbij de machine op vlakke
ondergrond staat en de accu 'uitgerust' is.
- De accu mag alleen met gedistilleerd water
bijgevuld worden: de vloeistof dient de
elementen geheel te bedekken.
- Als de accu vaker dan normaal met
gedistilleerd water bijgevuld moet worden is
het raadzaam zich tot een gespecialiseerde
werkplaats te wenden.
- Controleer of de kabelklemmen goed
bevestigd zijn aan de poolkoppen van de
accu. Om de bevestigingsmoeren vast of
los te draaien dient steeds een vaste sleutel
gebruikt te worden, nooit een tang.
- Vet de kabelklemmen, nadat deze bevestigd
zijn, in met pure vaseline.
- Houd de accu schoon en droog, vooral het
bovenste gedeelte.
- Laat de motor tijdens korte werkpauzes
verder draaien; vaak starten verbruikt veel
stroom.
- De accu mag nooit volledig opgebruikt
worden. Als de machine voor een periode
langer dan 2 maanden onbenut blijft dan is
het raadzaam de accu te verwijderen, in een
droge ruimte te bewaren en van tijd tot tijd
op te laden.
Fig. 12
UITSCHAKELEN MOTOR (Fig. 10)
- Zet versnellingspook (8) in z'n vrij en
schakel de aftakas uit (7) (Fig. 2).
- Laat de MOTORSTOPHENDEL (1) los.
De motor is nu uit. Voer de aanvullende
werkzaamheden uit zoals aangegeven in
de handleiding Gebruik en Onderhoud van
de motor.
N.B.: Bij de modellen die electrisch gestart
worden dient gecontroleerd te worden of
er zich geen spanning meer op het circuit
bevindt teneinde het ontladen van de accu
te voorkomen (0 Fig.12).
TIJDELIJK UITSCHAKELEN
VAN DE MOTORPLOEG (Fig. 2)
Uitschakelen van de aftakas
-Trek de koppelingshendel (2) zo ver mogelijk
aan en zet de aftakashendel (7) in vrije
stand.
Uitschakelen van de motorploeg en van
de aftakas
- Trek koppelingshendel (2) zo ver mogelijk
aan en zet versnellingspook (8) in vrije
stand.
Onmiddellijk uitschakelen van de
motorploeg
- Trek de koppelingshendel (2) zo ver mogelijk
aan maar niet langer dan noodzakelijk
is om geen schade aan de koppeling te
berokkenen.
REMMEN VAN DE MOTORPLOEG (Fig. 2)
De motorploeg met remmen beschikt over
onafhankelijke remmen die met de hendels
(4-5) worden bediend. Het blokkeren van
de ene of van de andere hendel heeft een
plotselinge verandering van richting van de
motorploeg tot gevolg zonder dat men het
stuur hoeft te gebruiken; dit vergemakkelijkt
het uitvoeren van manouvres op een bijzonder
onregelmatige ondergrond.
91