4.3
Controller met grondpen opstellen
Zo gaat u te werk:
G
1. Grondpen volledig in de grond steken.
2. Apparaat op de grondpen schuiven.
3. Stabiliteit controleren.
4.4
Controller aan de wand bevestigen
Zo gaat u te werk:
H
1. Houder eraf trekken en met geschikte schroeven bevestigen.
2. Apparaat op de houder plaatsen.
– Houder moet vastklikken.
4.5
Controller aansluiten
Zo gaat u te werk:
I
1. De schermkap op het apparaat verwijderen.
2. Steek plaatsen en met van de wartelmoer borgen.
– Stekker en koppeling moeten schoon en droog zijn.
5
Inbedrijfstelling
O P M E R K I N G
Apparaat wordt onherstelbaar beschadigd als deze met een dimmer wordt gebruikt. Het bevat
gevoelige elektrische componenten.
• Sluit het apparaat niet aan op een dimbare voeding.
Inschakelen
Pomp en controller moeten worden aangesloten voordat de controller wordt ingeschakeld.
• Eerst de controller met de stroomvoorziening verbinden, vervolgens de pomp op de controller inscha-
kelen.
Uitschakelen
• Pomp op de controller uitschakelen.
– Bij werkzaamheden aan het apparaat de controller van de stroomvoorziening loskoppelen.
De pomp voert bij het opstarten automatisch een voorgeprogrammeerde zelftest uit (Environmental
Function Control (EFC)). De pomp herkent, of deze droogloopt/geblokkeerd is of is ondergedompeld.
Bij drooglopen/blokkeren schakelt de pomp automatisch na ca. 90 seconden uit. Onderbreek in geval
van storing de voedingsspanning en laat de pomp doorstromen resp. verwijder de hindernis. Vervol-
gens kunt u het apparaat weer in bedrijf nemen.
- NL -
43