Nederlands
den geborgd tegen omvallen en verschuiven. (de
ketting moet bijv. met een lichte voorspanning
worden bevestigd).
AANWIJZING: Bij toepassing in putten zonder
vaste bodem, moet de pomp op een voldoende
grote plaat worden opgesteld of in een geschik-
te positie aan een kabel of een ketting worden
opgehangen.
7.2 Elektrische aansluiting
GEVAAR! Levensgevaar!
Bij een ondeskundige elektrische aansluiting
bestaat levensgevaar door elektrocutie.
Elektrische aansluiting alleen een elektrotech-
nicus die is geautoriseerde door het lokale
energiebedrijf conform de lokale voorschriften
laten uitvoeren).
• Soort stroom en spanning van de netaansluiting
moeten overeenkomen met de specificaties op de
typeplaat,
• Zekering netzijde: 16 A, traag,
• Installatie conform de voorschriften aarden,
• Gebruik van een aardlekschakelaar ≤ 30 mA,
• Gebruik van een scheider voor netscheiding met
min. 3 mm contactopening,
• De pomp is bedrijfsklaar.
Pomp met draaistroommotor (3~400V):
• Voor de draaistroomaansluiting moeten de ader
van het vrij kabeluiteinde als volgt worden bezet.
4-aderige aansluitkabel: 4 x 1,0
Bruin:
Zwart:
Blauw:
Groen/geel: PE
Het vrije kabeluiteinde moet in de schakelkast
worden bedraad (zie inbouw- en bedieningsvoor-
schriften van de schakelkast).
8. Inbedrijfname
GEVAAR! Elektrocutiegevaar!
De pomp mag niet worden gebruikt voor het
leegmaken van zwembaden, tuinvijvers en der-
gelijke wanneer personen zich in het water
bevinden.
VOORZICHTIG! Gevaar voor beschadiging van
de pomp!
Voor de inbedrijfname moeten de put en de
toeloopleidingen vooral van vaste stoffen zoals
bouwpuin worden gereinigd.
8.1 Draairichtingscontrole
(alleen voor draaistroommotoren)
AANWIJZING: Bij toepassing in putten zonder
vaste bodem, moet de pomp op een voldoende
grote plaat worden opgesteld of in een geschik-
te positie aan een kabel of een ketting worden
opgehangen.
De juiste draairichting van de pomp moet voor het
dompelen in het medium worden gecontroleerd.
De juiste draairichting wordt door een draai-
26
.
2
U
V
W
richtingspijl op de bovenzijde van het motorhuis
aangegeven.
• Daarvoor de pomp in de hand houden,
• en de pomp kort inschakelen. Daarbij geeft de
pomp een in de tegengestelde richting (linksom)
van de motordraairichting.
• Bij een verkeerde draairichting moeten 2 fasen
van de aansluiting op het net worden omgewis-
seld.
8.2 Instelling van de niveauregeling
VOORZICHTIG! Gevaar voor materiële schade!
De mechanische asafdichting mag niet droog
lopen!
Droogloop vermindert de levensduur van de
motor en de mechanische asafdichting. Bij
beschadiging van de mechanische asafdichting
kan in kleine hoeveelheden olie in het trans-
portmedium terecht komen.
• Het waterpeil mag niet onder de minimale dompel-
diepte van de pomp komen. De niveauregeling moet
op het volgende minimale niveau worden ingesteld:
Fig. 2a, 2b
Min. 90 mm: Bedrijfsmodus S3:
Zie technische gegevens.
Min. 250 mm: Bedrijfsmodus S1:
Zie technische gegevens.
• Bij het vullen van de schacht resp. het neerla-
ten van de pomp in de put moet erop worden
gelet,dat de vlotterschakelaar (STS 40...A) vrij kan
bewegen.
• Pomp inschakelen.
9. Onderhoud
Onderhouds- en reparatiewerkzaamheden
alleen door gekwalificeerd vakpersoneel!
WAARSCHUWING! Infectiegevaar!
Bij onderhoudswerkzaamheden moet met
goede beschermende kleding (veiligheids-
handschoenen) worden gewerkt, om eventueel
infectiegevaar te voorkomen.
GEVAAR! Levensgevaar!
Bij werkzaamheden aan elektrische apparaten
bestaat levensgevaar door elektrocutie.
• Bij alle onderhouds- en reparatiewerkzaam-
heden moet de pomp spanningsloos worden
geschakeld en worden beveiligd tegen onbe-
voegd herinschakelen.
• Schade aan de aansluitkabel mag in principe
alleen door een gekwalificeerde elektrotechni-
cus worden gerepareerd.
• Olie in de kamer van de mechanische asafdichting
eenmaal per jaar verversen.
• Olieaftapschroef met dichtingsring (fig. 3, Pos.
A) uitdraaien.
• Pomp op de zijkant leggen, tot de olie uitloopt
(in geschikte container opvangen en volgens de
voorschriften afvoeren).
WILO SE 04/2014