WAARSCHUWING
• Zorg ervoor dat de afvoerslang niet slap hangt.
• Breng warmte-isolatie aan op de beide hulpleidingen.
• Zorg ervoor dat de afvoerslang zich aan de onderzijde van de bundel bevindt. Wanneer de
slang aan de bovenzijde wordt aangebracht, kan de afvoerbak in de unit overlopen.
• Breng de voedingskabel nooit kruiselings over ander kabels aan en vlecht de kabels nooit in elkaar.
• Laat de afvoerslang over de volledige lengte schuin omlaag lopen, zodat het condenswater
gemakkelijk wordt afgevoerd.
INSTALLATIE VAN DE BUITENUNIT
Voorzorgsmaatregelen bij buiteninstallatie
•
Plaats de buitenunit op een stevige ondergrond om ongewenste geluiden en trillingen zo veel moge-
lijk te beperken.
•
Kies de richting van de luchtuitlaat zodanig, dat de afgevoerde lucht niet wordt belemmerd.
•
Indien de installatieplaats wordt blootgesteld aan sterke wind, bijvoorbeeld aan zee, moet ervoor wor-
den gezorgd dat de ventilator goed werkt door de unit in de lengterichting langs de wand te plaatsen
of door stof- of windleiplaten te gebruiken.
•
Met name in gebieden met veel wind moet de unit zodanig worden geplaatst, dat blootstelling aan
wind wordt voorkomen.
•
Zorg ervoor dat de luchtstroom niet door obstakels wordt belemmerd.
LET OP
Als de installatie wordt opgehangen, moet de montagesteun voldoen aan alle technische
voorschriften. De montagewand moet sterk genoeg zijn. Als dit niet het geval is, moet deze
verstevigd worden. De verbindingen tussen steun en wand en tussen steun en airconditioning
moeten stevig, stabiel en duurzaam zijn. Bij twijfel of onzekerheid hierover mag de unit niet
worden geplaatst, en moet de benodigde ondersteuning worden berekend en geconstrueerd
door een deskundige technicus.
Bij capaciteiten
7,0 kW: plaats de buitenunit nooit meer dan 5 meter hoger of lager dan de binnenunit.
Fig. 12
Bevestiging van de buitenunit
Veranker de buitenunit met bouten, borgringen en moeren
een betonnen of stabiele ondergrond.
Sterke
wind
10 mm of
8 mm stevig en horizontaal op
91