Aanwijzingen voor de dampontwikkelaar
• Voor de koeldampgenerator mag alleen gedestilleerd
water gebuikt worden. Dit is niet meegeleverd met de
locomotief.
• Het dampslot van de koeldampgenerator mag gedurende
het bedrijf niet afgedekt worden.
• Aan de dampopening kan zich tijdens het bedrijf een
luchtbel vormen die het dampen verhinderd. Deze kan
door voorzichtig in de dampopening te blazen verwijderd
worden. Over het algemeen verdwijnt de luchtbel vanzelf
na korte tijd.
• De koeldampgenerator zo mogelijk alleen bij rijdende
locomotief gebruiken, aangezien er anders te veel
vochtigheid op één plek neer kan slaan. Als de loc
stilstaat, schakelt de koeldampgenerator na 60 seconden
automatisch uit. Zodra er verder gereden wordt, activeert
de koeldampgenerator weer.
• Voorzichtig bij het rijden door een tunnel waar waterge-
voelige bouwmaterialen zijn gebruikt of verdekt opgestel-
de elektronica bevindt.
• Bij het gebruik van de koeldampgenerator dient op gere-
gelde tijden de neergeslagen waterdamp op de buiten-
kant van de loc met een doek opgedroogd te worden. Dit
om te vermijden dat het water op de modelbaan druipt.
• Als de koeldampgenerator piept is de watertank leeg.
• De functie van de koeldampgenerator kan ook zonder
gedestilleerd water in de tank ingeschakeld blijven –het
model raakt daardoor niet beschadigd.
• Vul het gedestilleerde water in de juiste opening bij
a.u.b. (zie afbeelding op pagina 26). De dakopening van
de tank is met een rubberdop afgesloten. Deze dop moet
voor het vullen van de tank verwijderd en daarna weer
geplaatst worden.
• De locomotief niet op de kant of op de kop leggen zolang
er nog gedestilleerd water in de tank zit aangezien het
gedestilleerde water er dan uitloopt.
• Als de loc op de baan omvalt – deze direct weer rechtop
zetten!
• De koeldampgenerator niet beschadigen met de punt van
de pipet.
• De meegeleverde pipet mag alleen voor het gedestilleer-
de water gebruikt worden.
• Voor het verpakken van de locomotief dient het gedestil-
leerde water volledig te zijn verdampt en de locomotief
aan de lucht te zijn gedroogd. Het verdampen dient bij
rijdende locomotief te gebeuren aangezien anders de
dampgenerator na 60 seconden automatisch uitschakelt.
23