• Bijkomend voor thermische desinfectie (K):
– Pomp thermische desinfectie; aansluiting op PS5
• Bijkomend voor warmtehoeveelheidsmeter (L):
– Temperatuursensor in aanvoer naar zonnecollector; aansluiting
op IS2
– Temperatuursensor in retour van zonnecollector; aansluiting op
IS1
– Watermeter; aansluiting op IS1
• Bijkomend voor temperatuurverschilregelaar (M):
– Temperatuursensor ketel; aansluiting op MS 100 op TS2
– Temperatuursensor koeling; aansluiting op MS 100 op TS3
– Aan te sturen module (pomp of ventiel); aansluiting op MS 100
op VS1/PS2/PS3 met uitgangssignaal op aansluitklem 75;
aansluitklem 74 niet bezet
• Bovendien voor 3e boiler/zwembassin met ventiel (N):
– 3-wegklep; aansluiting op PS4
– Temperatuursensor op 3e boiler onder; aansluiting op TS7
• Voor circulatiesysteem 3:
– Temperatuursensor op boiler 2 boven (meegeleverd)
– Temperatuursensor op boiler 1 boven
– Temperatuursensor op boiler 1 onder
– Pomp thermische desinfectie (optie)
• Voor laadsysteem 4:
– Temperatuursensor op boiler 1 boven (meegeleverd)
– Temperatuursensor boiler 1 onder
– Pomp voor warmwatercirculatie (optie)
Installatie van de aanvullende accessoires
▶ Installeer de aanvullende accessoires overeenkomstig de wettelijke
voorschriften en de meegeleverde instructies.
2.8
Reiniging
▶ Indien nodig met een vochtige doek de behuizing schoonwrijven.
Gebruik daarbij geen scherpe of bijtende reinigingsmiddelen.
3
Installatie
GEVAAR: Elektrocutiegevaar!
▶ Voor de installatie van dit product: toestel en alle
andere BUS-deelnemers over alle polen losmaken
van de netspanning.
▶ Voor de inbedrijfstelling: breng de afdekking aan
( afb. 18, pagina 173).
3.1
Installatie
▶ Installeer de module op een wand ( afb. 3 tot afb. 5, vanaf
pagina 170), op een DIN-rail ( afb. 6, pagina 170), of in een
module.
▶ Let bij het verwijderen van de module van de montagerail op afb. 7
op pagina 171.
3.2
Elektrische aansluiting
▶ Rekening houdend met de geldende voorschriften voor de aanslui-
ting minimaal elektrische kabel model H05 VV-... gebruiken.
3.2.1
Aansluiting BUS-verbinding en temperatuursensor
(laagspanningszijde)
▶ Bij verschillende aderdiameters een verdeeldoos voor de aansluiting
van de BUS-deelnemers gebruiken.
▶ BUS-deelnemers [B] via verdeeldoos [A] in ster schakelen
( afb. 16, pagina 173) of via BUS-deelnemer met 2 BUS-aanslui-
tingen in serie ( afb. 20, pagina 174).
MS 200
Wanneer de maximale kabellengte van de BUS-verbin-
ding tussen alle BUS-deelnemers wordt overschreden of
in het BUS-systeem een ringstructuur bestaat, is de in-
bedrijfstelling van de installatie niet mogelijk.
Maximale totale lengte van de BUS-verbindingen:
2
• 100 m met 0,50 mm
aderdiameter
2
• 300 m met 1,50 mm
aderdiameter
▶ Om inductieve beïnvloeding te voorkomen: alle laagspanningskabels
gescheiden installeren van netspanningskabels (minimale afstand
100 mm).
▶ Bij externe inductieve invloeden (bijvoorbeeld van fotovoltaïsche in-
stallaties) kabel afgeschermd uitvoeren (bijvoorbeeld LiYCY) en af-
scherming eenzijdig aarden. Sluit de afscherming niet op de
aansluitklem voor de randaarde in de module aan maar op de huisaar-
de, bijvoorbeeld vrije afleiderklem of waterleiding.
Gebruik bij verlenging van de sensorkabel de volgende aderdiameters:
2
• tot 20 m met 0,75 mm
tot 1,50 mm
• 20 m tot 100 m met 1,50 mm
▶ Installeer de kabel door de al voorgemonteerde tulen en conform de
aansluitschema's.
Benamingen van de aansluitklemmen (laagspanningszijde 24 V)
vanaf afb. 20, pagina 174
BUS
BUS-systeem EMS 2/EMS plus
1)
IS1...2
Aansluiting
Voor warmtehoeveelheidsmeting (Input Solar)
2)
OS1...2 Aansluiting
Toerentalregeling pomp met
PWM of 0-10 V (Output Solar)
TS1...8 Aansluiting temperatuursensor (Temperature sensor Solar)
Tabel 10
1) Klembezetting:
1 – massa (watermeter en temperatuursensor)
2 – debiet (watermeter)
3 – temperatuur (temperatuursensor)
4 – 5 V DC (voedingsspanning voor vortexsensoren)
2) Klembezetting:
1 – massa
2 – PWM/0-10 V uitgang (Output)
3 – PWM ingang (Input, optie)
3.2.2
Aansluiting voedingsspanning pomp en menger
(netspanningszijde)
De bezetting van de elektrische aansluitingen is afhankelijk
van de geïnstalleerde installatie. De in afb. 8 t/m 15, vanaf
pagina 171 getoonde beschrijving is een voorstel voor de
procedure van de elektrische aansluiting. De handelings-
stappen zijn deels niet zwart weergegeven. Daarmee kan
gemakkelijker worden herkend, welke handelingsstappen
bij elkaar horen.
▶ Gebruik alleen elektriciteitskabels van dezelfde kwaliteit.
▶ Sluit de netfasen correct aan.
Netaansluiting via een stekker met randaarde is niet toegestaan.
▶ Sluit op de uitgangen alleen componenten en modules aan conform
deze instructie. Sluit geen extra besturingen aan, die andere installa-
tiedelen aansturen.
Installatie | 121
2
aderdiameter
2
aderdiameter
6 720 815 257 (2014/10)