4.5.2
Zonnesysteem starten
Menupunt
Instelbereik
Zonnesysteem starten Ja
Nee
Tabel 23
4.6
Menu instellingen circulatiesysteem (systeem 3)
Dit menu is alleen beschikbaar, wanneer de module in een BUS-systeem
zonder warmtebron is geïnstalleerd.
De basisinstellingen zijn in de instelbereiken geaccentu-
eerd.
Menu
Circulatieconfiguratie wijzigen
Actuele omlaadconfiguratie
Omlaadparameters
Tabel 24 Overzicht van de menu's instellingen circulatie
Omlaadparameters
Menupunt
Instelbereik
Omladen inschakelversch. 6 ... 10 ... 20 K
Omladen uitschakelversch 3 ... 5 ... 17 K
Max. warmwatertemp.
20 ... 60 ... 80 °C
Starttijd dag.opw.
00:00 ... 02:00
... 23:45 h
Temp. dag.opw.
60 ... 80 °C
Storingsmelding
Ja
Nee
Omgek.
Tabel 25
4.7
Menu instellingen laadsysteem (systeem 4)
De instellingen van het laadsysteem zijn in de bedieningseenheid onder
warmwatersysteem I instelbaar. De warmwaterparameters zijn in de be-
dieningseenheid beschreven.
4.8
Menu diagnose
De menu's zijn afhankelijk van de geïnstalleerde bedieningseenheid en
het geïnstalleerde zonnesysteem.
Functietest
VOORZICHTIG: Verbrandingsgevaar door uitgeschakel-
de boilertemperatuurbegrenzing tijdens de werkingtest!
▶ Sluit de tappunten.
▶ Informeer de huisbewoners over het verbrandings-
gevaar.
Wanneer een module MS 200 is geïnstalleerd, wordt het menu Zonne,
Omladen of tapwater getoond.
MS 200
Functiebeschrijving
Pas na vrijgave van deze functie start het zonnesysteem.
Voordat u het zonnesysteem in bedrijf neemt, moet u:
▶ Het zonnesysteem vullen en ontluchten.
▶ De parameters voor het zonnesysteem controleren en, indien nodig, op het geïnstalleerde zonnesysteem afstemmen.
Voor onderhoudsdoeleinden kan het zonnesysteem met deze functie worden uitgeschakeld.
Doel van het menu
Functies van het circulatiesysteem toevoegen.
Grafische indicatie van het actueel geconfigureerde circulatiesysteem.
Instellingen voor het geïnstalleerde circulatiesysteem.
Functiebeschrijving
Wanneer het hier ingestelde verschil tussen boiler 1 en boiler 3 wordt overschreden en aan alle inschakelvoorwaar-
den is voldaan, is de circulatiepomp actief.
Wanneer het hier ingestelde verschil tussen boiler 1 en boiler 3 wordt onderschreden, is de circulatiepomp uit.
Wanneer de temperatuur in boiler 1 de hier ingestelde waarde overschrijdt, dan is de circulatiepomp uit.
Starttijdstip voor de dagelijkse opwarming. De dagelijkse opwarming eindigt ten laatste na 3 uur.
De dagelijkse opwarming eindigt bij het bereiken van de ingestelde temperatuur of wanneer de temperatuur niet
wordt bereikt, ten laatste na 3 uur.
Wanneer in het circulatiesysteem een storing optreedt, wordt de uitgang voor een storingsmelding ingeschakeld.
Bij het optreden van een storing in het circulatiesysteem wordt de uitgang voor een storingsmelding niet ingeschakeld
(altijd spanningsloos).
De storingsmelding is ingeschakeld, het signaal wordt echter invers uitgestuurd. Dat betekent, dat de uitgang onder
spanning staat en bij een storingsmelding spanningsloos wordt geschakeld.
De volgende tabel beschrijft kort het menu Instellingen circulatie. De
menu's en de daarin beschikbare instellingen zijn op de volgende pagi-
na's uitvoerig beschreven. De menu's zijn afhankelijk van de geïnstalleer-
de bedieningseenheid en de geïnstalleerde installatie.
Met behulp van dit menu kunnen pompen, mengers en ventielen van de
installatie worden getest. Dit door deze op verschillende instelwaarden
in te stellen. Of de mengkraan, de pomp of het ventiel overeenkomstig
reageert, kan op het betreffende onderdeel worden gecontroleerd.
• Mengkraan, ventiel bijvoorbeeld 3-wegklep (Verwarmingsonderst.
gem.)
(instelbereik: dicht, stop, open)
– dicht: ventiel/mengkraan gaat geheel dicht.
– stop: ventiel/mengkraan blijft in de momentele positie.
– open: ventiel/mengkraan gaat geheel open.
Monitorwaarden
Wanneer een module MS 200 is geïnstalleerd, wordt het menu Zonne,
Omladen of tapwater getoond.
In dit menu kan informatie over de actuele toestand van de installatie
worden opgeroepen. Hier kan bijvoorbeeld worden getoond, of de maxi-
male boilertemperatuur of de maximale collectortemperatuur is bereikt.
Beschikbare informatie en waarden zijn daarbij afhankelijk van de geïn-
stalleerde installatie. Technische documenten van de ketel, de bedie-
ningseenheid, de aanvullende module en andere installatiedelen
aanhouden.
Inbedrijfname | 131
6 720 815 257 (2014/10)