PROBLEEM /
STORING
De machine
1. Noodstopknop
geactiveerd of defect.
start niet of er
2. Variabele
wordt een cir-
snelheidsindicator in
cuitonderbreker
stand OFF of defect.
geactiveerd.
3. Schakelaar voor richting
spil naar "0" gedraaid of
defect.
4. Doorgebrande zekering.
5. Voedingsspanning niet
correct.
6. Circuitonderbreker
geactiveerd op de voeding
of zekering doorgebrand.
7. Bedrading open of met
hoge weerstand.
8. Motorborstels kapot.
9. Aan/uit-schakelaar defect
De machine
1. Aanzetsnelheid /
snijsnelheid te hoog.
loopt vast of
2. Het materiaal van het
krijgt weinig
werkstuk is niet correct.
voeding.
3. Machine te klein voor de
te verrichten werktaak.
4. Motor oververhit.
5. Kaart computer defect.
6. Snelheidsindicator motor
defect.
7. Slippen van de
distributieriem.
8. Motorborstels kapot.
9. Poelie/getand wiel slippen
op de as.
De machine trilt
1. Motor of onderdeel
of maakt veel
losgeraakt.
2. Poelie losgeraakt.
lawaai.
3. Ventilator motor raakt het
ventilatorrooster.
4. Motorlagers defect.
5. Trillingen van de
snijwerktuigen.
6. Werkstuk of klauwplaat
defect.
PROBLEEMOPSPORING
NL
WAARSCHIJNLIJKE
OORZAAK
OPLOSSING
1. Laat de noodstopknop los. Druk op de ON-
knop om te herstellen; vervang indien de
werking niet correct is.
2. Draai de variabele snelheidsindicator voorbij
de stand "0". Controleer of de indicator de
juiste spanning ontvangt. Vervang indien
defect.
3. Draai de schakelaar voor de richting van de
spil op "F" of "R". Controleer of de indicator
de juiste spanning ontvangt. Vervang indien
defect.
4. Vervang de zekering / ga na of er geen
kortsluiting is.
5. Zorg voor de correcte voedingsspanning.
6. Zorg dat het circuit correct gedimensioneerd
is en geen kortsluiting heeft. Herstel de
schakelaar of vervang de zekering.
7. Controleer/repareer kapotte, losgeraakte of
gecorrodeerde draden.
8. Verwijder/vervang de borstels.
9. Vervang de schakelaar.
10. Testen/repareren/vervangen.
1. Verlaag aanzetsnelheid / snijsnelheid.
2. Gebruik metaal van het juiste type/de juiste
afmetingen.
3. Controleer en vervang indien defect,
4. Gebruik scherpe beitels; verminder de
aanzetsnelheid / snijdiepte.
5. Reinig de motor, laat hem afkoelen en
verlaag de werkbelasting.
6. Test en vervang indien defect,
7. Span/vervang de riem; zorg dat de poelies
zijn uitgelijnd.
8. Verwijder/vervang de borstels.
9. Vervang losse poelies/assen.
10. Testen/repareren/vervangen.
1. Inspecteer/ vervang beschadigde bouten/
moeren
en
span
borgvloeistof voor schroefdraad.
2. Lijn de as opnieuw uit/vervang de as, de
poelie, de regelschroeven en de spie.
3. Repareer/vervang
ventilator; vervang de ventilator indien deze
los is geraakt/beschadigd is.
4. Doe een proef door de as te laten draaien;
bij een draaiende as die vastloopt/losraakt
moeten de lagers worden vervangen.
5. Vervang/slijp het snijwerktuig; indexeer het
werktuig op de middellijn van de spil; gebruik
de juiste aanzetsnelheid en het juiste aantal
toeren/min om te snijden.
6. Het werkstuk goed vastzetten of centreren
op de klauwplaat of de frontplaat; vervang de
klauwplaat als hij defect is.
140
opnieuw
aan
met
het
deksel
van
de