3. TECHNISCHE GEGEVENS
3.1 Elektrische gegevens
Voedingsspanning:
1 x 220-240 V 50Hz
1 x 220-230 V 60Hz
3 x 230-400 V 50Hz
3 x 220-277/380-480 60Hz
Opgenomen vermogen: zie plaatje met elektrische gegevens
Max. stroom:
zie plaatje met elektrische gegevens
Beschermingsklasse:
IP54
3.2 Bedrijfsomstandigheden
Debiet:
pag. 50
Opvoerhoogte:
zie tabel
MODEL
KC - KCV 100
KC/KCE - KCV/KCVE 150
KC/KCE - KCV/KCVE 200
KC/KCE - KCV/KCVE 250
KCV/KCVE 300
Max. bedrijfsdruk:
6,5 bar
Bouw van de motoren:
CEI 2-3 – CEI 61-69
( EN 60335-2-41 )
Geluid:
MODEL
KC - KCV 100
KC/KCE - KCV/KCVE 150
KC/KCE - KCV/KCVE 200
KC/KCE - KCV/KCVE 250
KCV/KCVE 300
3.3 Temperatuur
Omgevingstemperatuur:
Opslagtemperatuur:
Vloeistoftemperatuur:
4. BEHEER
4.1 Opslag
Alle pompen moeten worden opgeslagen op een
overdekte, droge plaats met een zo mogelijk constante
luchtvochtigheid, vrij van trillingen en stof.
Ze worden geleverd in de oorspronkelijke verpakking,
waarin ze moeten worden gelaten tot het moment van
installatie.
Is dit niet het geval, dan moet de aanzuig- en
toevoeropening zorgvuldig worden afgedicht.
4.2 Transport
Voorkom dat er tegen de producten gestoten of gebotst wordt.
Gebruik vorkheftrucks voor het opheffen en transporteren van
de pomp en maak gebruik van de standaard geleverde pallet
(indien voorzien).
4.3 Gewicht
Op de sticker op de verpakking wordt het totale gewicht van de
pomp vermeld.
Opvoerhoogte
H max (m)
10.5 m
13 m
16 m
22 m
23 m
Geluidsniveau
≤ 59 dB (A)
≤ 59 dB (A)
≤ 59 dB (A)
≤ 62 dB (A)
≤ 62 dB (A)
-20 ÷ +65°C
-20 ÷ +50°C
(alleen voor eenfasige uitvoeringen)
-40 ÷ +65°C
-10 ÷ +55°C
NEDERLANDS
5 INSTALLATIE
5.1 Installatie van de pomp
–
De pomp moet horizontaal worden geïnstalleerd, met een
zo kort mogelijk aanzuigspruitstuk en een minimale
aanzuighoogte.
–
De elektropomp moet op een goed geventileerde plaats
worden geïnstalleerd, beschermd tegen weersinvloeden en
met een omgevingstemperatuur van niet meer dan 65°C
(50°C voor eenfasige uitvoeringen).
–
De pomp mag buiten worden geïnstalleerd, maar moet met
een
geschikte
weersinvloeden.
5.2 Leidingen
–
Boven- en benedenstrooms van de pomp moeten afsluiters
worden gemonteerd.
–
De pomp mag niet worden blootgesteld aan mechanische
belastingen die afkomstig zijn van de leidingen.
–
De leidingen moeten correct gedimensioneerd worden,
houd hierbij ook rekening met de aanzuigdruk.
–
Als de pomp op het laagste punt van de installatie wordt
geplaatst, kan het zijn dat er zich residuen en vuil
verzamelen.
–
Installeer de leidingen zo dat luchtzakken worden
vermeden, vooral aan de aanzuigzijde van de pomp.
Afb. 1
5.3 Aansluiting van de leidingen
5.3.1 Aanzuigleiding
–
Als
de
pomp
vloeistofhoogte) wordt geïnstalleerd, moet een bodem- of
terugslagklep worden gemonteerd in het aanzuigspruitstuk
onder het vloeistofniveau.
–
Sluit de aanzuigleiding aan op de aanzuigopening van de
pomp. (Afb. 2).
–
Elk verbindingsstuk van het aanzuigspruitstuk moet goed
zijn aangehaald en volledig dicht zijn.
–
Als
er
een
aanzuigleiding,
Geadviseerd wordt een rooster of filter te gebruiken als er
vaste deeltjes in de aanzuigleiding kunnen komen en de
pomp kunnen blokkeren.
30
afdekking
worden
beschermd
boven
het
vloeistofniveau
buigzame
leiding
wordt
mag
deze
niet
kunnen
tegen
(boven
gebruikt
als
inklappen.