INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK (gebruik aseptische techniek)
1. Aspireer, voordat u een veneuze toegangssessie start,
de oplossing die tijdens de vorige sessie in de
hemodialysekatheter terecht is gekomen en gooi deze weg.
2. Spoel, na afloop van elke veneuze toegangssessie, de lumens
van de katheter uit met 5 ml steriele 0,9% natriumchloride-
oplossing om alle bloed, medicijnen of andere stoffen die zijn
achtergebleven in de katheter te verwijderen.
3. Open met behulp van aseptische techniek de verpakking
met de voorgevulde DuraLock-C™-injectiespuit(en).
Inspecteer de inhoud van de injectiespuiten. Raadpleeg
hiervoor het gedeelte VOORZORGSMAATREGELEN.
4. Houd de injectiespuit met de dop omhoog en verwijder
zorgvuldig de dop door eraan te draaien (Afb. 1).
5. Verwijder eventuele luchtbellen door het luer-uiteinde
omhoog te houden en voorzichtig met uw vingers op
de injectiespuit te tikken totdat de luchtbellen naar de
bovenkant van de injectiespuit stijgen.
6. Houd het luer-uiteinde van de injectiespuit omhoog
gericht en duw langzaam de zuiger in om luchtbellen
uit de injectiespuit te verwijderen.
7. Stel op de juiste wijze het vulvolume vast en duw,
terwijl het luer-uiteinde van de injectiespuit naar boven
wijst, langzaam de zuiger tot aan het streepje op de
injectiespuit die het vulvolume aangeeft (voorgeschreven
door de fabrikant van de katheter) (Afb. 2, Afb. 3).
8. Sluit de injectiespuit aan op de katheter. Alleen voor gebruik
in combinatie met compatibele luer lock connectoren (Afb. 4).
9. Breng langzaam, gedurende een periode van 5 tot 10
seconden, het aangewezen vulvolume van de DuraLock-
C™-oplossing aan in elke katheter, zoals gespecificeerd
door de fabrikant van de katheter, als afsluitmiddel.
10. Verwijder en gooi gebruikte porties en lege injectiespuiten
weg volgens voor de instelling geldende voorschriften
inzake biologische gevaarlijk afval.
Afb.1
Afb.3
-21-
Afb.2
Afb.4