Asynchrone driefase motoren voor
nl
EXPLOSIEGEVAARLIJKE OMGEVINGEN
• De eventuele verwarmingsweerstanden (of de verwarming door inspuiting van laagspannings wisselstroom)
mogen slechts van stroom voorzien worden wanneer de motor spanningsloos en koud is; hun gebruik wordt
aanbevolen bij een omgevingstemperatuur van < -20°C.
• In geval van de montage van sensoren (bijvoorbeeld trillingssensoren) of accessoires (bijvoorbeeld een
impulsgenerator) moeten deze voorzieningen op een kastje worden aangesloten. Alle accessoires (en het
kastje, indien dit niet buiten de explosiegevaarlijke omgeving geplaatst is) moeten van een gecertificeerd
of goedgekeurd type zijn voor de groep, waarbij de toepassing (Dust) en de temperatuurklasse minstens
overeenkomen met die van de motor. Bij hun montage moeten de voorschriften van hun instructiehandleidingen
en de geldende regelgeving in acht genomen worden.
• Een motor die gevoed wordt door een afzonderlijke frequentieregelaar die buiten de zone geplaatst is of
gebruikt wordt in een voldoende luchtstroom of eventueel geen automatische ventilatie nodig heeft of voorzien
is van een terugslagbeveiliging, moet met thermische sondes uitgerust worden in de wikkelingen, eventueel op
het voorlagerschild en eventueel op het achterlagerschild.
• Het gebruik van een regelaar houdt in dat de in de specifieke handleiding vermelde bijzondere instructies in
acht genomen moeten worden.
• In geval meerdere motoren via dezelfde frequentieregelaar gevoed worden, moet om veiligheidsredenen een
individuele bescherming (thermische relais) op elke uitgang naar de motor voorzien worden.
REGELMATIG ONDERHOUD
• De frequentie van de inspecties hangt af van de weersomstandigheden en de specifieke werking en wordt
volgens een planning opgesteld.
• Minstens om de 6 maanden het condensvocht op de lage punten van de omkasting via de opening verwijderen
en schoonmaken en de doppen met nieuwe pakkingen terugplaatsen.
• Tijdens het sluiten van het aansluitkastje de goede plaats van alle pakkingen controleren, deze moeten vastgelijmd
worden met silicone mastiek CAF30 of CAF33 op een van de 2 contactoppervlakken.
• Kijken of de schroeven goed vastgedraaid zijn, om de op het kenplaatje vermelde IP-beschermingsgraad te kunnen
garanderen.
• De omkasting en de luchtinlaat- en uitlaatopeningen regelmatig ontstoffen (risico van verhoging van de
oppervlaktetemperaturen): reiniging onder lage druk van het midden naar de uiteinden van de machine.
• Voorschriften voor de motoren IIC en III: elektrostatisch risico. Zie § BELANGRIJK aan het begin van deze
handleiding.
Zonder schriftelijke toestemming van de fabrikant worden ingrepen die invloed kunnen hebben op de
veiligheid van de motor uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de persoon die de ingreep uitvoert. De
reparaties moeten uitgevoerd worden door een door ATEX erkende deskundige reparateur.
N.B.: andere Europese talen beschikbaar op de Internetsite: www.leroy-somer.com.
28
STOF