HANDLEIDING VOOR AFWASMACHINES
Mod.
V~
Hz
S/N
kPa
H
O
2
Gebruik geen adapters, meervoudige stopcontacten, kabels van een onjuist type en
diameter of met verlengingskoppelingen die niet conform zijn aan de huidige
normen voor dergelijke installaties.
•
Als de installatie nieuw of weinig gebruikt is, laat voor aansluiting eerst lange tijd het water er
doorstromen.
•
De hoeveelheid water, de temperatuur en de druk, moeten overeenkomen met de gegevens
op het plaatje met technische kenmerken van de machine.
•
Als de hardheid van het water hoger is dan 14 F (8 dH) raden wij aan om de machine te
gebruiken met een interne verzachter (op aanvraag leverbaar). Als de hardheid van het water
hoger is dan 35 F (19,5 dH) raden wij aan om een externe verzachter voor de zekering te
plaatsen.
•
•
•
•
•
•
kW
A
°C
•
•
De apparatuur moet met een flexibele slang op de
waterleiding
waterleiding en de zekering van het apparaat moet een
spoel- of bolklep zitten of een doorstroomregelaar die
in staat is om het watertoevoer snel en volledig te
sluiten indien nodig. De klep die zonodig het water
afsluit, moet zich op de lijn, dicht bij en net voor het
apparaat bevinden.
2.3 Aansluiting elektriciteit
Er moet een hoofdschakelaar van het éénpolige
type aanwezig zijn, die alle contacten, inclusief
de neutrale, uitschakelt en een afstand tussen
de open contacten heeft van minstens 3 mm en
met
een
veiligheidsmechanisme
zekeringen, die op de juiste grootte gemaakt of
bijgesteld moet worden, afhankelijk van het
vermogen op het kenmerkenplaatje op de machine.
De hoofdschakelaar moet op het elektrische net
aangesloten zijn dat dicht bij de installatie zit en
mag uitsluitend één apparaat per keer voeden.
De spanning en frequentie van het elektrische net
moeten
overeenkomen
kenmerkenplaatje.
Er moet een doeltreffende aarding-installatie zijn
die voldoet aan de huidige preventienormen, nodig
voor de veiligheid van de bediener en de
apparatuur.
De voedingskabel, van het type H07RN-F en niet
anders, mag tijdens de normale werking of het
gewone onderhoud niet op spanning staan of
geplet worden.
De equipotentiële klem die op het lichaam vastzit,
moet verbonden zijn met een equipotentiële kabel
die een voor deze applicatie geschikte diameter
moet hebben.
Houd u aan de aangegeven polariteiten in het
stroomschema.
Voor nadere informatie, zie het bijgevoegde
elektronische schema.
2.4 Hydraulische verbinding
worden
magno-termisch
of gekoppeld is aan
met
die
van
aangesloten.
Tussen
Pag. 3 van 12
NL
het
de