GEBRUIKERSHANDLEIDING
1. Algemeen
Uw auto is voorzien van een origineel beveiligingssysteem tegen inbraakpogingen. Het wordt bediend via een afstandsbe-
diening / badge / handsfree badge.
Zodra de auto is vergrendeld, beschermt het alarmsysteem deze tegen het openen van de motorkap, de deur of de
kofferbak (omtrekbeveiliging), binnendringen in het passagierscompartiment (volumetrische bescherming), slepen
(afhankelijk van uw alarmsysteemconfiguratie kan een optionele anti-liftsensor nodig zijn) en batterij onderbroken.
Het alarm gaat af wanneer een van de bovengenoemde gebeurtenissen plaatsvindt. De zoemer klinkt 28 secon-
den, gevolgd door een pauze van 5 seconden, terwijl de auto-indicatielampjes knipperen zolang het alarm klinkt.
Als een dergelijke gebeurtenis zich opnieuw voordoet, zal het alarm maximaal 10 keer klinken voor dezelfde trigger.
De zoemer kan op elk moment worden uitgeschakeld als een ontgrendelingsopdracht wordt gegeven of het con-
tact wordt ingeschakeld met de originele autosleutel.
2. Inwerkingtreding van het systeem
a. Normale inwerkingtreding
Wanneer u uw auto vergrendelt, is het alarmsysteem ingeschakeld en knipperen de indicatielampjes tweemaal. Alle
sensoren van het beveiligingssysteem worden na 25 seconden geactiveerd. Ramen en schuifdak moeten gesloten zijn om
storende alarmen te voorkomen. Als een portier of de kofferbak open staat als het contact AAN staat, een badge in de lezer
wordt gestoken of de handsfree-badge zich in het passagierscompartiment bevindt, wordt het beveiligingssysteem niet
ingeschakeld nadat een vergrendelingsopdracht is gegeven.
b. Inwerkingtreding met uitsluiting van de volumetrische bescherming
Wanneer de volumetrische bescherming dient te worden gedeactiveerd (u wilt de ramen en/of het open dak open laten, u
wilt een dier in de auto laten, in geval van onweer, de auto wordt gewassen enz.), vindt dit plaats door het dashboard twee
keer in- en uitschakelen en de auto binnen maximaal 50 seconden te sluiten. De inwerkingtreding van het systeem zonder
volumetrische bescherming wordt bevestigd door 3 pieptonen van de buzzer. Indien het alarmsysteem voorzien is van een
optionele sensor, die bestemd is voor de bescherming tegen het optillen van de auto, zal de inwerkingtreding zonder volu-
metrische bescherming niet tot gevolg hebben dat deze sensor gedeactiveerd wordt.
1
OPMERKING: Naargelang het automodel kan de volumetrische bescherming eveneens uitgesloten worden door
LANGDURIG te drukken op de sluittoets van de originele handzender van de auto.
c.
Inwerkingtreding met uitsluiting van de sensor die bestemd is voor de bescherming tegen het optillen van de auto
Het alarm kan geactiveerd worden zonder inwerkingtreding van de sensor die bestemd is voor de bescherming tegen het
optillen van de auto. Dit vindt plaats door het dashboard drie keer in- en uitschakelen en de auto binnen maximaal 50
sec. te sluiten. De inwerkingtreding van het systeem zonder bescherming tegen het optillen van de auto wordt bevestigd
door 4 pieptonen van de buzzer.
OPMERKING: Voor sommige voertuigen is het mogelijk om in te schakelen met uitsluiting van de anti-lift sensor
door snel 3 keer op de LOCK-knop van de originele autozender te drukken, in minder dan 3 seconden.
2.3
p3/36
4152UG-4
1.1
1.2
2/36
2
d. Inwerkingtreding met gelijktijdige uitsluiting van de volumetrische bescherming en de bescherming
tegen het optillen van de auto
Deze modus kan worden geactiveerd door het contact vier keer aan te zetten en de auto vervolgens maximaal 50
seconden te vergrendelen. Systeeminschakeling zonder volumetrische beveiliging en anti-lift sensor wordt gesigna-
leerd door 5 korte piepjes.
OPMERKING: Voor sommige voertuigen is het mogelijk om in te schakelen zonder volumebescherming en anti-lift
sensor door snel 4 keer op de LOCK-knop van de originele autozender te drukken in minder dan 3
seconden.
3
OPMERKING: Inschakelen zonder volumetrische bescherming en / of anti-lift sensor blijft actief totdat het systeem wordt
uitgeschakeld.
3. Deactivering van het veiligheidssysteem
Het beveiligingssysteem is uitgeschakeld en de indicatielampjes knipperen één keer als de auto wordt ontgrendeld met
de originele autosleutel. Als het alarm werd geactiveerd, zijn er 4 korte pieptonen te horen bij het uitschakelen van het
systeem om de gebruiker te waarschuwen voor een triggergebeurtenis.
4. Noodstop
Als de afstandsbediening / badge / handsfree badge niet werkt (lege batterij, gebied blootgesteld aan hoge tonen), kan
het systeem als volgt dringend worden uitgeschakeld: ontgrendel de auto met de sleutel; open de deur (de zoemer klin-
kt); zet het contact AAN (met de sleutel of door de badge in de lezer te steken en op de knop te drukken). Het alarm stopt
met signaleren en de zoemer laat 4 korte pieptonen horen.
5. Activeringsdiagnose
1.3
p2/36
Het beveiligingssysteem heeft meldingsfuncties om de gebruiker te omzeilen:
n Als de motorkap bij vergrendeling open is, zendt het systeem 3 lange geluiden uit. Sluit de motorkap en het bevei-
ligingssysteem schakelt automatisch de motorkapbewaking in. Daarom zal elke volgende poging om de motorkap te
openen het beveiligingssysteem activeren.
n Alleen voor voertuigen zonder LIN BUS-verbinding: Eenmaal ingeschakeld, regelt het systeem de commu-
nicatie met de sensormodule. Als een dergelijke communicatie niet mogelijk is, laat het systeem 2 lange pieptonen
horen. Neem in dat geval contact op met de serviceafdeling.
Voorbeelden: Als de motorkap van uw auto open is op het moment dat het commando voor inschakelen zonder volu-
metrische bescherming wordt gegeven, waarschuwt het beveiligingssysteem de gebruiker door middel van
3 korte piepjes (inschakelen zonder volumetrische beveiliging) gevolgd, na een pauze van 3 seconden, door 3
lange pieptonen om de aandacht te trekken op de open kap.
21/01/2020
2.1
3/36
3.3
p5/36
3.1
4/36
23/36
2.2
3.2
5/36