• Plaats de accu (7) in de laadstation (12) (fig. B).
Na het plaatsen van de accu in de oplader zullen de LED's (11)
al in de oplader (12) in verschillende configuratie branden (zie
beschrijving hieronder):
• Groene LED brandt – spanning is aan.
• roene en rode LED brandt – (na het plaatsen van accu in de
laadstation), accu wordt opgeladen.
• Rode LED gaat uit, groene LED brandt - accu is volgeladen.
Bij het opladen worden de accu's heel erg warm. Wacht even voor
het gebruik totdat de accu op het kamertemperatuur is gekomen,
om schade aan de accu te voorkomen.
LAADINDICATOR VAN DE LAADSTSTUS VAN DE ACCU
Het indrukken op de schakelaar activeert signalisatien van de
laadtoestand van de accu.
De boor-schroefmachine is uitgerust met de ladindicator van de
laadstatus van de accu (4 x LED's) (9). Om de laadstatus van de accu
te controleren, drukt u op de toets (8) (fig. C). De oplichting van alle
LED's geef een hoog oplaadniveau van de accu aan. Het oplichten
van 2 LED's geeft aan dat de accu bijna leeg is. Het oplichten van
alleen 1 diode geeft aan dat de accu leeg is en moet worden
opgeladen.
BOORKOP REM
De boor-schroefmachine heeft een elektronische rem die de
boorkop onmiddellijk stopt, na het loslaten van de schakelaarknop
(8). Deze rem verzekert nauwkeurig schroeven en boren, en laat niet
toe vrije rotatie van de boorkop bij uitschakelling.
WERKING /INSTELLINGEN
AAN/UIT
Aan – druk op de schakelaarknop (8).
UitT – laat de schakelaarknop los (8)
Bij elke druk op de schakelaarknop (8) zal de LED (10) branden met
de verlichting van de werkplek.
INSTELLING VAN DE TOEREN
De boor-en schroefsnelheid kan tijdens het werk worden ingesteld
door het verhogen/verlagen van de druk op de schakelaar (8).
Toerentalregeling maakt trage start mogelijk, wat bij het boren van
gaten in het gips of glazuur voorkomt het slippen van de boor en bij
schroeven/losschroeven helpt het werk te controleren.
OVERBELASTINGSKOPPELING
De instelling van de afstellingsring van het koppel (3) in gekozen
positie veroorzaakt vaste instelling van de koppeling op bepaalde
grootte van het draaimoment. Na het bereiken van de het ingestelde
koppel de overbelastingskoppeling wordt automatisch ontkoppeld.
Dit voorkomt het te diep inschroeven van de schroef of schade aan
de boor-schroefrmachine.
KOPPELINSTELLING
• Voor verschillende schroeven en verschillende materialen worden
verschillende koppelwaarden gebruikt.
• Het koppel wordt groter hoe groter de waarde die overeenkomt
met deze stand (fig. D).
• Stel de instellingsring van het koppel (3) in op een vooraf
bepaalde koppelwaarde.
• Begin altijd met de kleine koppelwaarde.
• Vergroot het koppel geleidelijk tot het bereiken van een
bevredigend resultaat.
• Bij het verwijderen van de schroeven, kies de hogere waarden.
• Voor het boren kies de instelling gemarkeerd op de boor. Met
deze instelling wordt de hoogste koppelwaarde bereikt.
• Naarmate het langer gebruik, krijgt u een ervaring om een juiste
instelling van het koppel te kiezen.
Het instellen van de instellingsring van het koppel in boorpositie
schakelt meteen de overbelastingkoppeling uit.
MONTAGE VAN HET GEREEDSCHAP
• Stel de draairichtingschakelaar (5) in de middelste stand.
• Houd de achterste ring van handgreep (2) en met het rechtdraaien
van de voorste ring tegen de klok wordt de gewenste opening van
de kaken verkregen om de boor of een tip (fig. E) te inzetten.
• Om een gereedschap te monteren, houd de achterste ring van de
handgreep (2), draai de voorste ring met de klok mee en dan zet
hem vast.
Demontage van het werkgereedschap gebeurt in omgekeerde
volgorde als demontage.
Bij bevestiging van de boor of tip in de houder moet aandacht
besteed worden aan de juiste positionering van het gereedschap.
Gebruikt extra magneethouder als extensie bij het gebruik van
korte tips of bits.
DRAAIRICHTING RECHTS – LINKS
Met de toerentalschakelaar (5) wordt de draairichting van de
boorkop (fig. F) geselecteerd.
Draairichting rechtsom - zet de schakelaar (3) in de uitrest linkse
positie.
Draairichting linksom - zet de schakelaar (3) in de uiterst rechtse
positie.
* In sommige gevallen kan de schakelstand ten opzichte van de toerental anders dan beschreven zijn.
Wij verwijzen u naar de grafische tekens op de schakelaar of het apparaat.
De veilige positie is de middelste stand van de draairichtingschakelaar
(5) om de onbedoelde bediening van het gereedschap te
voorkomen.
• In deze stand kunt u de boor-schroefmachine niet inschakelen.
• In deze stand worden de boren of bits vervangen.
• Controleer vóór de inbedrijfstelling of de draairichtingschakelaar
(5) in de juiste positie staat.
Wijzig nooit de draairichting van de boorkop van de boor-
schroefmachine tijdens rotatie.
WIJZIGING VAN VERSNELLING
Met versnellingsschakelaar (4) (fig. G) kunt u de toerentalsnelheid
van de boorkop verhogen.
1
e
versnelling: laag toerental, een grote kracht van het koppel.
2
de
versnelling: groot toerental, een kleinere kracht van het koppel.
Afhankelijk van de te verrichten werkzaamheden, dient de
versnellingsschakelaar in de juiste positie worden gezet. Als de
schakelaar kan niet worden verplaatst, moet de boorkop iets
worden gedraait.
Verander nooit de versnellingen tijdens het werk van de boor-
schroefmachine. Dit kan schade aan het elektrisch gereedschap
veroorzaken.
Het langdurig boren bij lage toerental van de boorkop kan
oververhitting van de motor veroorzaken. Neem regelmatig
pauzes bij het werk of laat het apparaat voor ca. 3 minuten werken
op de maximale toeren zonder belasting.
BEDIENING EN ONDERHOUD
ONDERHOUD EN OPSLAG
• Het wordt aanbevolen om het apparaat na elk gebruik
onmiddellijk te reinigen.
• Gebruik voor het reinigen geen water of andere vloeistoffen.
• Reinig de boor-schroefmachine met een droge, zachte doek of
blaas met perslucht bij lage druk.
• Gebruik geen reinigingsmiddelen of oplosmiddelen omdat ze de
kunststof onderdelen kunnen beschadigen.
• Reinig regelmatig de ventilatieopeningen in het motorhuis om
een oververhitting te voorkomen.
• Laat de staat van de motor koolborstels door een vakman
controleren.in geval van overmatige vonken bij de collector
• Bewaar de boor-schroefmachine altijd op een droge plaats, buiten
het bereik van kinderen.
77