Opmerking
Wanneer u signalen gebruikt met een resolutie van 1.920 × 1.200, zijn de
hiervoor vermelde instellingen niet beschikbaar. Het beeld wordt
schermvullend weergegeven.
x Functie voor het automatisch aanpassen
van de beeldkwaliteit (alleen voor INGANG3)
Als de monitor een ingangssignaal ontvangt, worden de positie
en scherpte van het beeld (fase/pitch) automatisch aangepast
zodat er een scherp beeld wordt weergegeven (pagina 21).
Opmerking
Als de functie voor het automatisch aanpassen van de beeldkwaliteit is
geactiveerd, is alleen de 1 aan/uit-schakelaar beschikbaar.
Als het beeld niet volledig wordt aangepast met de functie
voor het automatisch aanpassen van de beeldkwaliteit
U kunt de beeldkwaliteit voor het huidige ingangssignaal automatisch
verder aanpassen. Pas de instelling aan door op OK te drukken (Aut.
instellen met één toets) of voer de onderstaande procedure uit bij "AUT.
INSTELLEN".
Als de beeldkwaliteit nog verder moet worden aangepast
U kunt de scherpte (fase/pitch) en de positie (horizontaal/verticaal) van
het beeld ook handmatig aanpassen.
Deze instellingen worden opgeslagen in het geheugen en
automatisch opgeroepen wanneer de monitor een eerder
ontvangen en geregistreerd ingangssignaal ontvangt.
x De beeldkwaliteit voor het huidige
ingangssignaal verder automatisch
aanpassen (AUT. INSTELLEN) (alleen voor
INGANG3)
1 Druk op de MENU toets.
Het hoofdmenu wordt weergegeven.
2 Druk op de m/M toetsen om de optie
te selecteren en druk op OK.
Het menu SCHERM verschijnt op het scherm.
3 Druk op de m/M toetsen om de optie AUT.
INSTELLEN selecteren en druk op OK.
Het menu AUT. INSTELLEN verschijnt op het scherm.
4 Druk op de m/M toetsen om de gewenste modus te
selecteren en druk op OK.
• AAN: Breng de nodige wijzigingen aan voor de fase, pitch
en horizontale/verticale positie van het huidige
ingangssignaal en sla deze op.
Opmerking
Als de monitor is ingeschakeld of het ingangssignaal wordt
gewijzigd, voert AUT. INSTELLEN automatisch
aanpassingen uit.
• UIT: AUT. INSTELLEN is niet beschikbaar.
Opmerking
AUT. INSTELLEN werkt automatisch wanneer het
ingangssignaal wordt gewijzigd.
x Pas de beeldscherpte en de positie
handmatig aan (PITCH/FASE/H
CENTRERING/V CENTRERING) (alleen voor
INGANG3)
U kunt de scherpte van het beeld als volgt aanpassen. Deze
aanpassing is effectief als de computer is aangesloten op de
HD15-ingang van de monitor (analoge RGB).
Stel de resolutie op de computer in op 1.920 × 1.200.
1
2
Plaats de CD-ROM in het CD-ROM-station.
3
Start de CD-ROM
Voor Windows
Als de automatische startmodus loopt:
Selecteer het gebied, de taal en het model en klik op
Hulpprogramma voor instellen van monitor (UTILITY).
4 Klik op "Adjust" en bevestig de huidige resolutie
(bovenste waarde) en de aanbevolen resolutie
(onderste waarde), en klik vervolgens op "Next".
Het testpatroon voor PITCH verschijnt.
5
Druk op de MENU toets.
Het hoofdmenu verschijnt op het scherm.
6
Druk op de m/M toetsen om
selecteren en druk op de OK toets.
Het SCHERM menu verschijnt op het scherm.
7
Druk op de m/M toetsen om PITCH te selecteren en
druk vervolgens op de OK toets.
Het PITCH aanpassingsmenu verschijnt op het scherm.
8
Druk op de m/M toetsen totdat de verticale strepen
verdwijnen.
Pas de scherminstelling zo aan dat de verticale strepen
verdwijnen.
(SCHERM)
9
Druk op de OK toets.
Het hoofdmenu verschijnt op het scherm.
Als er horizontale strepen op het hele scherm zichtbaar zijn,
moet u de FASE als volgt aanpassen.
10
Klik op "Next".
Het testpatroon voor FASE verschijnt.
11
Druk op de m/M toetsen om FASE te selecteren en
druk vervolgens op de OK toets.
Het FASE aanpassingsmenu verschijnt op het scherm.
16
(NL)
(SCHERM) te