Probleem
Het beeld flikkert, springt,
oscilleert of is vervormd.
Het beeld is wazig.
Echobeeld (ghosting).
Het beeld is niet gecentreerd of
heeft niet de juiste afmetingen
(alleen analoge RGB-signalen).
Het beeld wordt verticaal uitgerekt
of de afmeting van het beeld ziet
er vreemd uit.
Het beeld is te klein.
Het beeld is donker.
Golvend of elliptisch patroon
(moiré) is zichtbaar.
De kleur is niet gelijkmatig.
Onzuivere witweergave.
De knoppen van de monitor
werken niet
(
wordt weergegeven).
Het apparaat met aansluiting via
de USB-kabel werkt niet.
Controleer deze punten
• Pas de pitch en fase aan (alleen INGANG3) (pagina 16).
• Probeer de monitor aan te sluiten op een ander stopcontact, bij voorkeur op een ander
circuit.
• Verander de stand van de monitor.
xProbleem veroorzaakt door een aangesloten computer of apparaat en niet
door de monitor
• Raadpleeg de handleiding van de videokaart voor de juiste instelling van de monitor.
• Controleer of de grafische modus (VESA, Macintosh 19" Color, enzovoort) en de
frequentie van het ingangssignaal worden ondersteund door deze monitor. Bepaalde
videokaarten hebben een synchronisatiepuls die te smal is om de monitor correct te laten
synchroniseren, zelfs als de frequentie binnen het juiste bereik ligt.
• Deze monitor verwerkt geen interlace-signalen. Stel hem in op progressieve signalen.
• Pas de verversingsfrequentie van de computer aan (verticale frequentie) om een optimaal
beeld te krijgen (60 Hz wordt aanbevolen).
• Pas de helderheid en het contrast aan (pagina 13).
• Pas de pitch en fase aan (alleen INGANG3) (pagina 16).
xProbleem veroorzaakt door een aangesloten computer of apparaat en niet
door de monitor
• Stel de resolutie op de computer in op 1.920 × 1.200.
• Gebruik geen videoverlengkabels en/of videoschakeldozen.
• Controleer of alle aansluitingen goed vastzitten.
• Pas de pitch en fase aan (pagina 16).
• Pas de beeldpositie aan (pagina 16). Houd er rekening mee dat in bepaalde videomodi het
scherm niet volledig wordt gevuld.
• Stel de resolutie voor het beeldscherm of de computer op maximaal in.
• Stel de zoominstelling in op "MAXIMAAL" (pagina 15).
xProbleem veroorzaakt door een aangesloten computer of apparaat en niet
door de monitor
• Stel de resolutie op de computer in op 1.920 × 1.200.
• Pas de helderheid aan (pagina 13).
• Pas de achtergrondverlichting aan (pagina 13).
• Na het inschakelen van de monitor duurt het enkele minuten voordat het scherm wordt
verlicht.
• Pas de gamma aan in het menu GAMMA (pagina 14).
• Het scherm wordt wellicht donkerder, afhankelijk van de geselecteerde ECO modus.
• Pas de pitch en fase aan (alleen INGANG3) (pagina 16).
• Pas de pitch en fase aan (alleen INGANG3) (pagina 16).
• Pas de kleurtemperatuur aan (pagina 13).
• Als "TOETSEN SLOT" is ingesteld op "AAN", stelt u de optie in op "UIT" (pagina 19).
• Controleer of de USB-kabel (meegeleverd) correct aangesloten is (pagina 11).
• Druk op de 1 aan/uit-schakelaar om het scherm in te schakelen.
xProblemen met uw computer of met andere aangesloten apparaten
• Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
• Installeer het USB-stuurprogramma opnieuw. Voor meer informatie contacteert u de
fabrikant van uw product.
• Indien uw computer niet werkt terwijl het toetsenbord en de muis zijn aangesloten op het
scherm, sluit u het toetsenbord en de muis rechtstreeks aan op uw computer. Reset de
USB-aansluiting nadat u de computer opnieuw heeft opgestart. Sluit vervolgens het
toetsenbord en de muis opnieuw aan op het scherm. Als het scherm via de USB-poort
aangesloten is op een computer, toetsenbord of muis, is het mogelijk dat u de computer
niet kunt gebruiken wanneer u hem opnieuw opstart.
24
(NL)