ONDERSTEUNDE ACTIVITEITEN
Het gedrag van het hulpmiddel wordt automatisch aangepast aan de activiteit, zoals staan, lopen en het op- of
aflopen van trappen en hellingen.
OPMERKING: Het hulpmiddel gaat alleen in de zwaaifase als het niet wordt belast. Overmatige belasting in de
zwaaifase, veroorzaakt door een korte duur van de zwaaifase (minder dan , sec), zware schoenen, een
onderbroken zwaaicyclus of voetcontact met de grond, kan tot een onvolledige beweging leiden.
Het hulpmiddel heeft een veiligheidsmechanisme om de beweging te stoppen als het niet naar de gewenste
positie kan gaan.
Lopen op een vlakke ondergrond
• Bij het lopen op een vlakke ondergrond met meer dan , km/h ( , mph) tilt het hulpmiddel de voorvoet in de
zwaaifase op om de afstand tot de grond te vergroten en het risico op struikelen te verkleinen.
• Dit gebeurt pas na de eerste twee stappen met de prothese en bij elke volgende stap met de prothese.
OPMERKING: circumductie of een abnormale zijbeweging kan het in werking zetten van dorsiflexie tijdens de
zwaaifase onderbreken.
Helling oplopen
Waarschuwing: Bij hellingen van meer dan
geactiveerd. Dit kan een onverwachte uitlijning van het hulpmiddel tot gevolg hebben.
• Het hulpmiddel tilt de voorvoet geleidelijk op om zich aan te passen aan de hoek van de helling.
• Tijdens de zwaaifase tilt het hulpmiddel de voorvoet op om de afstand tot de grond te vergroten en het risico
op struikelen te verkleinen.
• De gebruiker hoeft tijdens het oplopen van de helling niet met een bepaald ledemaat te beginnen.
Helling af lopen
• Het hulpmiddel laat de voorvoet tijdens het afdalen geleidelijk zakken om zich aan te passen aan de hoek van
de helling.
• De gebruiker hoeft tijdens het afdalen niet met een bepaald ledemaat te beginnen.
Trap oplopen
• Het hulpmiddel tilt de voorvoet op tijdens het oplopen van een trap.
• Als met de gezonde zijde wordt begonnen aan het beklimmen van de trap, wordt de trapaanpassing na de
eerste stap met de prothese geactiveerd.
• Als met de prothesezijde wordt begonnen, wordt de trapaanpassing na de tweede stap met de prothese
geactiveerd.
• Als de gebruiker na het beklimmen van de trap weer op een vlakke ondergrond stapt, past het hulpmiddel zich
na één stap aan de vlakke ondergrond aan.
OPMERKING: Als bij het traplopen een abnormale kokerdruk wordt gevoeld, moet de gebruiker contact opnemen
met de behandelaar. De traprespons kan met de mobiele app Össur Logic (zie het gedeelte 'Bijbehorende
software') worden aangepast om de kokerdruk te minimaliseren.
Trap af lopen
• De gebruiker moet er rekening mee houden dat het hulpmiddel de voorvoet optilt tijdens het aflopen van een
trap.
• De gebruiker moet de hele voet op de trede zetten. Het afdalen is dan stabieler dan met enkelsystemen die niet
door een microprocessor worden gestuurd.
• Bij het afdalen wordt de trapaanpassing na de tweede stap met de prothese geactiveerd.
• Aan de onderkant van de trap past het hulpmiddel zich na één stap weer aan de vlakke ondergrond aan.
° (stijgend en dalend) kan de functie voor traprespons worden
202