Masimo RD rainbow SET-2 SpO2 Guia De Inicio Rapido página 36

Tabla de contenido

Publicidad

Idiomas disponibles
  • MX

Idiomas disponibles

  • MEXICANO, página 25
• Onnauwkeurige metingen kunnen worden veroorzaakt door moedervlekken, tatoeages of huidverkleuringen onder
de sensor, vocht op de huid, misvormde vingers, niet goed op elkaar afgestemde straler en detector van de sensor,
elektromagnetische interferentie van andere sensoren op de patiënt en voorwerpen die de lichtstraal blokkeren.
• Plaats de sensor niet op een vinger of teen waar een arteriële katheter of bloeddrukmanchet op is aangebracht.
• Plaats de kabel en patiëntenkabel voorzichtig om te voorkomen dat de patiënt verstrikt of beklemd raakt.
• Aderverstopping kan een te lage meting van de eigenlijke arteriële zuurstofverzadiging veroorzaken. Daarom dient
men te zorgen voor de juiste veneuze stroming op de bewaakte plaats. De sensor mag zich niet lager dan het hart
bevinden (zoals op de hand van een patiënt wiens arm over de bedrand hangt, Trendelenburg-positie).
• Onnauwkeurige SpO2-, SpHb- en SpMet-metingen kunnen worden veroorzaakt door abnormale veneuze pulsatie
of aderverstopping.
• Bij gebruik van pulsoximetrie tijdens bestraling van het gehele lichaam moet de sensor buiten het stralingsveld worden
gehouden. Als de sensor aan de straling wordt blootgesteld, kan de uitlezing tijdens de actieve bestralingsperiode
foutief zijn of nul bedragen.
• Bronnen van sterk omgevingslicht, zoals operatielampen (met name xenonlampen), bilirubinelampen, neonbuizen,
infrarood hittelampen en direct zonlicht kunnen de werking van een sensor storen.
• Wanneer er extreem licht met een hoge intensiteit (zoals pulserende stroboscooplichten) op de sensor wordt gericht,
kan dit ertoe leiden dat de Pulse CO-Oximeter® geen metingen van vitale functies kan verkrijgen.
• Om interferentie uit de omgeving te voorkomen, moet de sensor correct worden aangebracht, en zo nodig moet de
plek waar de sensor is aangebracht, met ondoorzichtig materiaal worden bedekt. Als deze voorzorgsmaatregel niet
wordt genomen in een omgeving met sterk licht, kan een onjuiste meting het gevolg zijn.
• Onnauwkeurige SpHb- en SpMet-metingen kunnen worden veroorzaakt door extreme hemoglobineconcentraties,
lage arteriële perfusie of bewegingsartefacten.
• Onnauwkeurige SpHb- en SpMet-metingen kunnen worden veroorzaakt door extreme hemoglobineconcentraties,
lage arteriële perfusie, lage arteriële zuurstofverzadiging, inclusief hypoxemie door hoogte en bewegingsartefacten.
• De pulsaties van intra-aortale ballonondersteuning kunnen de hartfrequentie beïnvloeden die op de pulsoximeter
wordt weergegeven. Vergelijk de polsfrequentie van de patiënt met de hartslag op het ECG.
• Veneuze pulsaties kunnen verkeerde, te lage SpO2-metingen veroorzaken (bijv. regurgitatie van tricuspidalisklep,
Trendelenburg-positie).
• Onnauwkeurige SpO2-metingen kunnen worden veroorzaakt door ernstige anemie, zeer lage arteriële perfusie
of extreme bewegingsartefacten.
• Hemoglobinopathieën en afwijkingen in de bloedsamenstelling, zoals thalassemie, HbS, HbC, sikkelcelziekte,
enzovoort, kunnen onnauwkeurige SpO2-, SpHb- en SpMet-metingen veroorzaken.
• Onnauwkeurige SpO2-, SpHb- en SpMet-metingen kunnen worden veroorzaakt door vasospastische aandoeningen,
zoals de ziekte van Raynaud en perifere vasculaire aandoeningen.
• Onnauwkeurige metingen kunnen worden veroorzaakt door EMI-stralingsinterferentie.
• Onnauwkeurige SpO2-, SpHb- en SpMet-metingen kunnen worden veroorzaakt door verhoogde
dyshemoglobineconcentraties, hypocapnische of hypercapnische omstandigheden, en ernstige vasoconstrictie
of hypothermie.
• Bij een zeer slechte doorbloeding op de bewaakte plaats kunnen de metingen lager zijn dan de arteriële
zuurstofverzadiging in de kern.
• SpHb- en SpMet-metingen kunnen worden beïnvloed door zeer lage doorbloeding op de bewaakte plek.
• Onnauwkeurige SpHb- en SpMet-metingen kunnen worden veroorzaakt door verhoogde PaO2-concentraties.
• Verhoogde carboxyhemoglobineconcentraties (COHb) kunnen onnauwkeurige SpO2-, SpHb- en SpMet-metingen
veroorzaken.
• Hoge COHb- of MetHb-waarden kunnen zich voordoen terwijl de SpO2-waarde normaal lijkt. Als er verhoogde COHb- of
MetHb-waarden worden vermoed, moet een laboratoriumanalyse (co-oximetrie) op een bloedmonster worden uitgevoerd;
• Verhoogde methemoglobineconcentraties (MetHb) kunnen onnauwkeurige SpO2- en SpHb-metingen veroorzaken.
• Verhoogde totale-bilirubineconcentraties of leverziekte kunnen leiden tot onnauwkeurige SpO2-, SpHb- en SpMet-
metingen.
• De sensor mag in geen geval worden gewijzigd of aangepast. Wijzigingen of modificaties kunnen van invloed zijn
op de prestaties en/of nauwkeurigheid.
• Week of dompel de sensor niet in vloeistoffen om beschadiging te voorkomen.
• Steriliseer de sensor niet door middel van straling of stoom, in een autoclaaf of met ethyleenoxide aangezien de sensor
daardoor beschadigd raakt.
• Probeer sensoren of patiëntenkabels van Masimo niet opnieuw te gebruiken bij verschillende patiënten, opnieuw te
prepareren of te recyclen, aangezien dit de elektrische onderdelen kan beschadigen en bij de patiënt letsel tot gevolg
kan hebben.
• Voorzichtig: Vervang de sensor wanneer het bericht 'Sensor vervangen' wordt weergegeven of wanneer constant een
bericht over lage SIQ wordt weergegeven nadat u de stappen voor probleemoplossing voor lage SIQ hebt uitgevoerd
volgens de gebruikershandleiding van het bewakingsapparaat.
• Opmerking: De sensor is voorzien van X-Cal™-technologie om het risico van onnauwkeurige afleeswaarden en
onverwachtse onderbreking van de bewaking van de patiënt te beperken. De sensor bewaakt de patiënt tot 168 uur, of
tot 336 uur voor sensoren met vervangbare tape. Na gebruik bij een individuele patiënt moet u de sensor weggooien.
36
9357F-eIFU-1117

Publicidad

Tabla de contenido
loading

Este manual también es adecuado para:

Rd rainbow set-2 spmetRd rainbow set-2 sphb

Tabla de contenido