INSTRUCTIES
A) De locatie kiezen
• Kies altijd een goed doorbloede locatie die het detectievenster van de sensor geheel afdekt.
• Bij het uitlijnen van de zender en de detector mag de zender niet achter het nagelbed worden geplaatst. Als dit wel het
geval is, kan het nodig zijn om een sensor met een geringer gewicht te gebruiken.
• De plaats moet gereinigd en droog zijn voordat de sensor wordt geplaatst.
RD rainbow SET Adt: sensor voor volwassenen
> 30 kg
De voorkeursplaats is de middelvinger of ringvinger van de niet-dominante hand.
RD rainbow SET Pdt: sensor voor kinderen
10 - 50 kg De voorkeursplaats is de middelvinger of ringvinger van de niet-dominante hand.
RD rainbow SET Inf: sensor voor baby's
3 - 10 kg
De voorkeursplaats is de grote teen. Als alternatief kan de teen naast de grote teen of de duim worden
gebruikt.
10 - 30 kg De voorkeursplaats is de middelvinger of ringvinger van de niet-dominante hand.
RD rainbow SET Neo: sensor voor pasgeborenen en volwassenen
< 3 kg
De voorkeursplaats is de voet. Anders kan de handpalm of de handrug worden gebruikt.
> 30 kg
De voorkeursplaats is de middelvinger of ringvinger van de niet-dominante hand.
B) De sensor aanbrengen op de patiënt
• Open de verpakking en verwijder de sensor. Verwijder de strip van de sensor, indien aanwezig.
Adt-sensor voor VOLWASSENEN (> 30 kg) en Pdt-sensor voor KINDEREN (10 - 50 kg)
1. Zie afbeelding 1a. Richt de sensor zodanig dat de detector als eerste kan worden aangebracht. Plaats de vingertop
zodanig op de stippellijn dat het vlezige deel van de vinger de omtrek van de vinger en het detectorvenster bedekt.
2. Zie afbeelding 1b. Druk de zelfklevende vleugels één voor één op de vinger. Er worden alleen nauwkeurige gegevens
verkregen als het detectorvenster volledig is bedekt.
3. Zie afbeelding 1c. Vouw de sensor zodanig over de vinger dat het stralervenster ( ) zich op de vingernagel bevindt.
Wikkel de vleugels één voor één rond de vinger.
4. Zie afbeelding 1d. Wanneer de straler en de detector correct zijn aangebracht, zijn ze verticaal uitgelijnd (de zwarte
strepen moeten zich op één lijn bevinden). Verplaats eventueel de straler of de detector.
Inf-sensor voor KINDEREN (3 - 10 kg)
1. Zie afbeelding 2a. Breng de sensorkabel zo aan dat deze langs de bovenkant van de voet loopt. Breng de detector aan
op het vlezige gedeelte van de grote teen. Als alternatief kan de teen naast de grote teen of de duim worden gebruikt
(niet afgebeeld).
2. Zie afbeelding 2b. Plak de kleefstrook zodanig rond de grote teen of de duim dat de straler zich aan het begin en niet
aan het eind van het nagelbed bevindt. Er worden alleen nauwkeurige gegevens verkregen als het detectorvenster
volledig is bedekt.
3. Zie afbeelding 2c. Zorg ervoor dat het stralervenster ( ) is uitgelijnd met de top van de teen/duim tegenover
de detector. Controleer of de sensor correct is geplaatst en verplaats deze eventueel.
Neo-sensor voor PASGEBORENEN (< 3 kg)
1. Zie afbeelding 3a. Leg de sensorkabel in de richting van de enkel (of de pols). Plaats de sensor rond het laterale
gedeelte van de voet (of hand) en lijn het geheel uit met de vierde teen (of vinger). Er worden alleen nauwkeurige
gegevens verkregen als het detectorvenster volledig is bedekt.
2. Zie afbeelding 3b. Wikkel de kleefstrook rond het laterale deel van de voet (of hand) en controleer of het stralervenster
( ) is uitgelijnd met de detector. Zorg ervoor dat de detector goed met het stralervenster uitgelijnd blijft terwijl
u de kleefstrook aanbrengt om de sensor vast te zetten.
3. Zie afbeelding 3c. Controleer of de sensor correct is geplaatst en verplaats deze eventueel. Wikkel de rest van
de kleefstrook rond de voet/hand.
Neo-sensor voor VOLWASSENEN (> 30 kg) en Inf-sensor voor KINDEREN (10 - 30 kg)
1. Zie afbeelding 4a. Breng de sensorkabel zo aan dat deze langs de bovenkant van de hand loopt. Plaats de detector
op het vlezige gedeelte van de vinger.
2. Zie afbeelding 4b. Plak de kleefstrook zodanig rond de vinger dat de straler zich op de achterkant van het nagelbed
van de vinger bevindt, met de rand van de kleefstrook op de punt van de vinger (niet de punt van de nagel). Er worden
alleen nauwkeurige gegevens verkregen als het detectorvenster volledig is bedekt.
3. Zie afbeelding 4c. Zorg ervoor dat het stralervenster ( ) is uitgelijnd met de top van de vinger tegenover de detector.
Controleer of de sensor correct is geplaatst en verplaats deze eventueel.
C) De sensor op de patiëntenkabel aansluiten
1. Zie afbeelding 5a. Richt het connectorlipje zodanig dat de kant met de "glimmende" contactpunten naar boven
is gericht. Richt de patiëntenkabel zodanig dat de kleurenbalk en de vingergrepen naar boven zijn gericht.
2. Zie afbeelding 5b. Steek het sensorlipje in de patiëntenkabel, totdat u kunt horen of voelen dat de verbinding
is gemaakt. Trek voorzichtig aan de connectoren om de verbinding te controleren. Er kan tape worden gebruikt
om de kabel aan de patiënt vast te zetten, wat de bewegingsvrijheid ten goede komt.
37
9357F-eIFU-1117