Werkstuk zagen:
1. Zaagdieptebegrenzing (50) instellen op de
gewenste zaagdiepte en met de contramoer
fixeren.
2. Veiligheidsvergrendeling (26) losmaken en
zaagkop naar beneden zwenken om de
ingestelde zaagdiepte te controleren:
3. Proefsnede maken.
4. Indien nodig stap 1 en 3 herhalen totdat de
gewenste zaagdiepte is ingesteld.
5. Werkstuk zagen, zoals beschreven bij "Rechte
zaagsnedes".
10. Service en onderhoud
Gevaar!
Voor alle onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden dient u de stekker uit
het stopcontact te trekken of het accupack (33)
verwijderen.
– Andere dan de in dit hoofdstuk beschreven
onderhouds- of reparatiewerkzaamheden
mogen uitsluitend door geschoold personeel
worden uitgevoerd.
– Beschadigde onderdelen, in het bijzonder
veiligheidsvoorzieningen, mogen alleen door
originele onderdelen worden vervangen.
Onderdelen die niet gekeurd en vrijgegeven zijn
door de fabrikant kunnen onvoorzienbare
beschadigingen veroorzaken.
– Nadat u klaar bent met de service en/ of
onderhoudsbeurt, moet de goede werking van
alle veiligheidsvoorzieningen als eerste
gecontroleerd worden.
10.1 Zaagblad vervangen
Risico van verbranding!
Onmiddellijk na het zagen kan het zaagblad erg
heet zijn. Laat een heet zaagblad eerst voldoende
afkoelen. Reinig een heet zaagblad niet met
brandbare vloeistoffen.
Gevaar voor snijwonden bestaat ook
als het zaagblad stil staat!
Tijdens het losdraaien en vastdraaien van de
stelschroef (43) moet de pendel beschermkap
(6) over het zaagblad gezwenkt zijn. Bij het
vervangen van een zaagblad moet u
veiligheidshandschoenen dragen.
1. Stekker uit het stopcontact trekken of het
accupack (33) verwijderen.
2. Zaagkop in de bovenste stand brengen.
3. Zaagblad vergrendelen: De vergrendelknop
(18) indrukken en hierbij het zaagblad met de
andere hand draaien, totdat de
vergrendelknop vastklikt. Vergrendelknop
ingedrukt houden.
4. Stelschroef met schijf (43) op de zaagas met
een binnenzeskantsleutel (14) rechtsom eraf
schroeven (linkse schroefdraad!).
5. Veiligheidsvergrendeling (26) los maken
(alleen bij apparaten die op stroom werken) en
pendel beschermkap (6) naar boven schuiven
en vasthouden.
6. Buitenflens (44) en zaagblad (45) voorzichtig
van de zaagas nemen en pendel
beschermkap weer sluiten.
Gevaar!
Gebruik geen schoonmaakmiddelen
(bijvoorbeeld om harsresten te verwijderen) die
de lichtmetalen delen zouden kunnen
beschadigen. De stabiliteit van de zaag zou
erdoor kunnen worden beperkt.
7. Opspanvlak reinigen:
– zaagas (48),
– zaagblad (45),
– buitenflens (44),
– binnenflens (47).
Gevaar!
Binnenflens correct opleggen! De zaag kan
anders blokkeren of het zaagblad kan losraken!
De binnenflens zit goed, als de ringgroef naar het
zaagblad en de vlakke kant naar de motor wijst.
8. Binnenflens (47) monteren.
9. Veiligheidsvergrendeling (26) los maken
(alleen bij apparaten die op stroom werken) en
pendel beschermkap (6) naar boven schuiven
en vasthouden.
10.Nieuw zaagblad plaatsen – let op de
draairichting: Van de linker (geopende) kant
gezien, moet de pijl op het zaagblad
overeenkomen met de pijlrichting (46) op de
zaagbladafdekking!
Gevaar!
Gebruik alleen zaagbladen die voldoen aan de in
deze gebruikershandleiding genoemde eisen en
kenmerken.
Gebruik alleen geschikte zaagbladen die
overeenkomen met het maximale toerental (zie
"Technische gegevens") – bij ongeschikte of
beschadigde zaagbladen kunnen onder invloed
van de middelpuntvliedende kracht delen
weggeslingerd worden.
Zaagbladen die zijn ontworpen voor het zagen
van hout of dergelijke materialen, moeten voldoen
aan EN 847-1.
Niet gebruiken:
– zaagbladen van hooggelegeerd sneldraaistaal
(HSS);
– beschadigde zaagbladen;
– slijpschijven.
Gevaar!
– Het zaagblad moet gemonteerd worden met
originele onderdelen.
– Gebruik nooit losse spanringen. Het zaagblad
zou vanzelf los kunnen raken.
– De zaagbladen moeten uitgebalanceerd zijn. Ze
mogen niet trillen, anders kunnen ze tijdens het
werken vanzelf loskomen.
11.Pendel beschermkap (6) weer sluiten.
12.Buitenflens (44) erop schuiven – de vlakke
kant moet naar de motor wijzen!
13.Stelschroef met schijf (43) linksom erop
schroeven (linkse schroefdraad!) en met de
hand vastdraaien.
14.Zaagblad vergrendelen: De vergrendelknop
(18) indrukken en hierbij het zaagblad met de
andere hand draaien, totdat de
vergrendelknop vastklikt. Vergrendelknop
ingedrukt houden.
Gevaar!
– Zeskantsleutel niet verlengen.
– Sla niet op de zeskantsleutel om de stelschroef
vast te draaien.
15.Stelschroef (43) met de zeskantsleutel (14)
stevig vastdraaien.
16.Functionaliteit controleren. Hiervoor de
veiligheidsvergrendeling (26) los maken
(alleen bij apparaten die op stroom werken) en
de zaag naar beneden klappen:
– de pendel beschermkap moet het zaagblad bij
het naar beneden zwenken vrijgeven, zonder
andere onderdelen aan te raken.
– Bij het omhoog klappen van de zaag in de
uitgangspositie moet de pendel beschermkap
het zaagblad automatisch afdekken.
– Zaagblad met de hand draaien. Het zaagblad
moet in iedere mogelijke positie kunnen
draaien, zonder andere onderdelen aan te
raken.
10.2 Tafel inlegprofiel vervangen
Gevaar!
Als het tafel inlegprofiel (10) beschadigd is,
bestaat het risico dat kleine voorwerpen tussen
het tafel inlegprofiel en het zaagblad
vastklemmen en het zaagblad blokkeren.
Beschadigde inlegprofielen moeten onmiddellijk
vervangen worden!
1. Schroeven van het inlegprofiel losdraaien.
Indien nodig de draaitafel draaien en zaagkop
kantelen, om de schroeven te kunnen
bereiken.
2. Inlegprofiel verwijderen.
3. Nieuw inlegprofiel plaatsen.
4. Schroeven van het inlegprofiel vastdraaien.
10.3 Werkstukaanslag instellen
1. Binnenzeskantschroeven (49) losdraaien.
2. Werkstukaanslag (25) zo instellen, dat hij
precies haaks op het zaagblad staat als de
draaitafel in de 0°-positie vastklikt.
3. Binnenzeskantschroeven (49) vastdraaien.
10.4 Zaaglaser instellen
Laser haaks instellen
– Middelste schroef (40) losdraaien. Laser
verdraaien. Middelste schroef (40) vastdraaien.
Laser zijdelings instellen
– Rechter schroef (42) en linker schroef (41)
losdraaien. Laser horizontaal verschuiven.
Rechter schroef (42) en linker schroef (41)
vastdraaien.
10.5 Apparaat reinigen
Zaagsel en stof met een borstel of stofzuiger
verwijderen van/uit:
– instelinstallaties;
– bedieningselementen;
– koelopening van de motor;
– ruimte onder het inlegprofiel;
– zaaglaser;
– zaagbereikverlichting
10.6 Apparaat bewaren
Gevaar!
Sla het apparaat zo op dat het niet door
onbevoegden in werking kan worden gesteld.
Zorg ervoor dat zich niemand aan het staande
apparaat kan verwonden.
Let op!
Het apparaat niet in de openlucht of in een
vochtige omgeving bewaren.
10.7 Onderhoud
Voor iedere ingebruikname
Verwijder zaagsel met stofzuiger of penseel.
Controle van netsnoer en netstekker of
accupack op beschadigingen; indien nodig laat
u de defecte onderdelen door een
elektromonteur vervangen.
Alle bewegende onderdelen controleren, of zij
over het gehele bewegingsbereik vrij kunnen
bewegen.
Regelmatig, afhankelijk van de
werkomstandigheden
Controleer alle schroefverbindingen en schroef
ze eventueel vast.
Reset functie van de zaagkop controleren
(zaagkop moet door veerkracht in de bovenste
uitgangspositie terugkeren), indien nodig de
veer laten vervangen.
Geleidingselementen smeren.
11. Handige tips
– Gebruik bij lange werkstukken links en rechts
van de zaag geschikte ondersteuningen.
– Bij schuine snedes dient u het werkstuk rechts
van het zaagblad vast te houden.
– Tijdens het zagen van kleine stukken de extra
aanslag gebruiken (als extra aanslag kan bijv.
een passende houten plaat worden gebruikt,
dat wordt vastgeschroefd aan de aanslag van
het apparaat).
NEDERLANDS nl
31