doorgang verbonden.
■
De nauwe doorgang moet een breedte van
minimaal 90 cm hebben.
■
Zorg dat minimaal 1 m kabel in een hoek van 90°
aan de voorkant van het oplaadstation uitsteekt.
■
Leg de draad 45 cm van de rand van de begrenzing.
■
Voer de perimetertest uit en pas deze zo nodig aan.
MAAIZONE E
■
Maaizone E heeft een onregelmatig gevormde
gazonindeling, met een nauwe doorgang ertussen.
■
Het gazon heeft obstakels, maar heeft een open
begrenzing (geen obstakels rond randen).
■
Zorg dat minimaal 1 m kabel in een hoek van 90°
aan de voorkant van het oplaadstation uitsteekt.
■
Parallelle draden naar en vanaf elk obstakel
moeten een tussenruimte van minder dan 5 cm per
drad hebben.
■
De tussenruimte tussen een obstakel en de
begrenzing moet minimaal 90 cm zijn.
■
De tussenruimte tussen elk obstakel moet minimaal
90 cm zijn.
■
Leg de draad 45 cm van de rand van de obstakels.
■
Leg de draad 45 cm van het huis.
■
Leg de draad 5 cm van de open begrenzing of enige
vlakke straatstenen rond het huis.
■
Voer de perimetertest uit en pas deze zo nodig aan.
MAAIZONE F
■
Maaizone F heeft gescheiden gazons, met een
nauwe doorgang ertussen.
■
Beide gazonnen zijn vrij van obstakels.
■
De nauwe doorgang moet een breedte van
minimaal 90 cm hebben.
■
Zorg dat minimaal 1 m kabel in een hoek van 90°
aan de voorkant van het oplaadstation uitsteekt.
■
Leg de draad 45 cm van de rand van de obstakels.
■
Leg de draad 45 cm van de rand van de begrenzing.
■
Voer de perimetertest uit en pas deze zo nodig aan.
MAAIZONE G
■
Maaizone G heeft gescheiden gazonnen (gazon A
en gazon B).
■
De gazonnen zijn gescheiden, met een obstakel
ertussenin, maar met parallelle draden die gazon
A met gazon B verbinden. De parallelle draden
mogen niet op meer dan 5 cm van elkaar worden
geplaatst.
■
Zorg dat minimaal 1 m kabel in een hoek van 90°
aan de voorkant van het oplaadstation uitsteekt.
■
Leg de draad 45 cm van de rand van de obstakels.
176
■
Leg de draad 45 cm van de rand van de begrenzing.
■
De parallelle moeten in een veilige locatie en vrij
van verstoringen gelegd worden.
■
Het dockingstation is in gazon A geplaatst. Om gazon
B te maaien wordt de maaier van gazon A naar B
gedragen.In gazon B, loopt de robotgazonmaaier
voor de vereiste tijd in de handmatige modus om de
taak te voltooien. Zodra gazon B voltooid is wordt
de robotgazonmaaier terug naar gazon A gedragen.
Plaats de robotgazonmaaier in gazon A in het dock
om op te laden. Plaats de robotgazonmaaier indien
gewenst weer in de schemamodus om weer verder
te gaan met gazon A.
■
Voer de perimetertest uit en pas deze zo nodig aan.
MAAIZONE H
■
Maaizone H heeft gescheiden gazonnen (gazon A en
gazon B).
■
De gazonnen zijn gescheiden, met een obstakel
ertussenin en geen pad voor de draden om gazon A
en gazon B te verbinden.
■
De robotmaaier is niet in staat om autonoom te
rijden tussen de gazons en de grensdraad kan niet
worden uitgebreid naar beide gazons met dezelfde
lus.
■
Om elke tuin te maaien, moet het laadstation
worden verplaatst of een tweede laadstation
worden aangeschaft en moet er een nieuwe
draadlus worden geïnstalleerd.
■
Zorg dat minimaal 1 m kabel in een hoek van 90°
aan de voorkant van het oplaadstation uitsteekt.
■
Voer de perimetertest uit en pas deze zo nodig aan.