EDELRID CORE PLUS TRIPLE LOCK Manual Del Usuario página 30

Harnasgordels volgens EN 361
Het veilig verbinden van de gordel met een red-
dings- of valbeveiligingssysteem gebeurt met de
opvangogen (A of A/2), de evt. gebruikte afzon-
derlijke verbindingselementen (karabiners moeten
bestand zijn tegen een zijdelingse belasting ≥ 15
kN) moeten voldoen aan EN 362 en worden aan
deze (A- of A/2-markering) bevestigd. Bij het ge-
bruik van de voorste opvangogen A/2 moeten altijd
beide bevestigingsogen met het verbindingsmiddel
volgens EN 362 worden gebruikt. Valbeveiligings-
systemen kunnen met of zonder schokdempende
elementen worden uitgerust. De valbeveiligingssys-
temen moeten tijdens een val de optredende bots-
krachten reduceren tot een voor een lichaam aan-
vaardbaar niveau (6 kN). In een valbeveiligings-
systeem mag alleen een harnasgordel volgens
EN 361 worden gebruikt!
Voorafgaand aan het gebruik van een valbeveiligings-
systeem moet ervoor worden gezorgd dat de vereis-
te vrije ruimte op de plaats van gebruik (vrije hoogte)
van 7m onder de gebruiker wordt gewaarborgd.
Harnasgordels die vast zijn geïntegreerd in kleding:
De gordel wordt omgedaan wanneer de kleding
wordt aangetrokken. Bij broeken wordt de pasvorm
van de beenlussen bepaald door de maat van de
gekozen broek. De verdere pasvorm is zoals hieron-
der beschreven. Een in de werkbroek geïntegreerde
"vlamvertragende" gordel mag alleen in combinatie
met een geschikte beschermende jas worden ge-
bruikt.
Subsysteem, harnasgordel volgens EN 361
Indien subsystemen zonder bijgevoegde verbin-
dingselementen tot een harnasgordel volgens EN
361 worden gecombineerd, mogen hier alleen ver-
bindingselementen (karabijnhaken) volgens
EN 362, type M, worden gebruikt.
Alleen goedgekeurde subsystemen mogen op de
gemarkeerde punten worden aangepast.
Zitgordels volgens EN 813
Bij zitgordels wordt het bevestigingsmiddel aan het
ventrale bevestigingspunt bevestigd. Bij gebruik in
combinatie met een borstriem moet het volgende
in acht worden genomen: Het gebruik van een bor-
striem wordt door de in deze techniek opgeleide
gebruiker bepaald aan de hand van de uit te voeren
gevarenanalyse. Het dragen van een borstriem ver-
hoogt het draagcomfort door de ondersteunende
functie van het bovenlichaam. De gebruiksaanwij-
zing voor de borstriem moet in acht worden geno-
men. Een borstriem mag nooit zonder een
zitgordel worden gebruikt, levensgevaar!
Voorzichtig! Zitgordels zijn niet geschikt voor
opvangdoeleinden!
Bevestigingsgordels volgens EN 358
Verbindingselementen moeten aan de zijdelingse
bevestigingsogen worden vastgezet, de zijdelingse
bevestigingsogen mogen uitsluitend worden ge-
bruikt voor bevestigingsdoeleinden. Het verbin-
dingsmiddel voor bevestigingsgordels moet strak
worden gehouden; het aanslagpunt moet boven of
op heuphoogte liggen en de vrije valhoogte moet tot
maximaal 0,5 m worden begrensd.
Bij bevestigingsgordels met fixatielus moet het
volgende beslist in acht worden genomen: De ach-
terste fixatielus is geen bevestigingsoog voor
werkplekpositionering volgens EN 358 en ook
geen opvangoog! Hij dient samen met een over-