4 VERWERKING TOT AFVAL VAN DE VERPAKKING
EN HET APPARAAT
4.1 VERPAKKING
De verpakking is gemaakt van milieuvriendelijke materialen.
De volgende onderdelen zijn vervaardigd van recyclebaar
kunststof:
• de transparante afdekking, de zakjes van de instructie-
handleiding en van de inspuiters (van polyethyleen - PE).
• de spansluitstrips (van polypropyleen – PP).
4.2 APPARAAT
Het apparaat bestaat voor meer dan 90% van zijn gewicht uit
recyclebare metalen materialen (roestvrij staal, gealumineerd
staal, koper... ).
Het apparaat moet worden afgevoerd in overeenstemming met
de geldende voorschriften.
• Niet achterlaten in het milieu.
• Maak het apparaat onbruikbaar voordat het wordt afgevoerd.
INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLATIE
AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATEUR
De fabrikant van het apparaat kan niet verantwoordelijk
worden geacht voor eventuele schade die veroorzaakt
wordt door het niet naleven van de hieronder vermelde
verplichtingen.
• Lees deze handleiding aandachtig door. Hierin vindt u be-
langrijke informatie over de veiligheid bij de installatie, het
gebruik en het onderhoud van het apparaat.
• De installatie, aanpassing aan een ander gastype en het on-
derhoud van het apparaat moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd personeel dat hiertoe geautoriseerd is door
de fabrikant, in overeenstemming met de geldende veili-
gheidsvoorschriften en de instructies in deze handleiding.
• Stel het model van het apparaat vast. Het model is aange-
geven op de verpakking en op het gegevensplaatje van het
apparaat.
• Installeer het apparaat alleen in vertrekken met voldoende
ventilatie.
• Dek de luchtinlaat- en uitlaatopeningen van het apparaat niet
af.
• Maak de onderdelen van het apparaat niet onklaar.
• Het apparaat moet worden gebruikt in vertrekken met een
vochtigheidsgraad van max. 75%, niet zouthoudend, met een
temperatuur tussen +5°C (41°F) en + 35°C (95°F) en in elk
geval in omgevingen die niet het disfunctioneren van het ap-
paraat veroorzaken.
5 TOEPASSELIJKE NORMEN EN WETTEN
Installeer het apparaat overeenkomstig de geldende veili-
gheidsnormen.
De installatie en de aansluiting van de apparatuur moet worde-
nuitgevoerd overeenkomstig de geldende normen.
Installeer het apparaat overeenkomstig de norm EN1717 en de
nationale geldende reglementen inzake water.
6 UITPAKKEN
Controleer de conditie van de verpakking. Als deze zichtbaar
beschadigd is, moet de expediteur worden gevraagd om een
inspectie van de goederen.
• Verwijder de verpakking
• Verwijder de folie die de buitenpanelen beschermt. Verwijder
de eventueel achtergebleven lijm met een geschikt oplosmid-
del.
7 PLAATSEN
• De afmetingen van het ruimtebeslag van het apparaat en de
plaats van de aansluitingen zijn aangegeven in het installatie-
schema aan het begin van deze handleiding.
• Het apparaat kan apart worden geïnstalleerd.
• Plaats het apparaat op minstens 10 cm van de wanden
eromheen. Deze afstand mag kleiner zijn als de wanden
onbrandbaar of thermisch geïsoleerd zijn.
• Het apparaat is niet geschikt voor inbouw.
• Het oppervlak waarop het apparaat wordt geplaatst, moet
voldoende ruimte bieden, waterpas, droog, glad, stevig en
stabiel zijn en zich op een hoogte van minimaal 80 cm boven
de grond bevinden.
8 DAMPAFVOERSYSTEEM
Realiseer de dampafvoer volgens het "type" apparaat.Het
"type" wordt vermeld op het gegevens van het apparaat.
8.1 APPARATUUR TYPE "A1"
• Plaats apparatuur van het type "A1" onder een afzuigkap, om
te waarborgen dat rook en dampen die tijdens de voedselbe-
reiding ontstaan worden afgevoerd.
8.2 APPARATUUR TYPE "B21"
• Plaats apparatuur van het type "B21" onder een afzuigkap.
8.3 APPARATUUR TYPE "B11"
• Monteer boven apparatuur van het type "B11" een geschikt
rookkanaal, dat kan worden besteld bij de fabrikant van de
apparatuur. Volg de bij het rookkanaal geleverde montage-
instructies op.
• Verbind een buis met een diameter van 150/155 mm, be-
stand tegen een temperatuur van 300°C, met het rookkanaal.
• Leid deze naar buiten of naar een schoorsteen waarvan u
zeker weet dat hij goed functioneert. De buis mag niet langer
zijn dan 3 meter.
9 VERBINDINGEN
De positie en de afmeting van de aansluitingen worden vermeld
in het installatieschema aan het begin van deze handleiding.
9.1 VERBINDING MET DE GASLEIDING
Controleer of het apparaat geschikt is voor het type gas waar-
mee het zal worden gevoed. Controleer wat er wordt aange-
geven op de labels op de verpakking en op het apparaat.Pas
het apparaat indien nodig aan aan het gebruikte type gas. Volg
de instructies in de paragraaf "Aanpassing aan een ander type
gas" verderop in deze handleiding op.
Op top-apparaten is ook een aansluiting aan de achterkant be-
schikbaar. Schroef de aanwezige dop los en draai hem hele-
maal vast op de aansluiting aan de voorkant.
• Installeer bovenstrooms van het apparaat, op een gemakke-
lijk te bereiken plaats, een kraan om het gas snel te kunnen
afsluiten.
• Gebruik geen aansluitleidingen met een kleinere diameter
dan die van de gasaansluiting van het apparaat.
• Controleer na de aansluiting of er geen lekken zijn op de ver-
bindingspunten.
3