De batterij moet opgeladen worden voordat het toestel de eerste keer wordt gebruikt, en wanneer
onvoldoende vermogen wordt geleverd om werkzaamheden uit te voeren die eerder gemakkelijk konden
uitgevoerd worden. Handel als volgt om de batterij op te laden:
1. Breng het toestel naar de plaats waar de batterij wordt opgeladen.
2. Als het toestel in werking is, moet het uitgeschakeld worden door op de hoofdschakelaar (1) te
handelen (Afb. 1).
3. Verwijder de batterij (2) uit het huis van het toestel. Draai de blokkeerhendel (3) in de richting die
wordt aangeduid door de pijl (Afb. 2). Haal de batterij langs buiten uit het huis van het toestel.
4. Stop de stekker (4) van de stroomkabel van de batterijlader (5) in de basis van de batterijlader
(Afb.3).
1
3
2
1
5. Stop de stekker van de kabel van de batterijlader in het stopcontact.
WAARSCHUWING: Voordat de stekker in het stopcontact wordt geplaatst, moet gecontroleerd
worden dat de kenmerken van het stroomnet overeenstemmen met diegenen van de batterijlader.
6. Plaats de hoofdschakelaar (6), op de basis van de batterijlader, in positie "I" (Afb.4).
NOTA BENE: Controleer dat, wanneer continuïteit wordt gegeven aan het circuit van de basis van
de batterijlader, de groene controlelamp (7) van de batterijlader oplicht (Afb.5). Wanneer de
groene led oplicht, wordt het circuit van de batterijlader correct gevoed.
WAARSCHUWING: Vooraleer de batterij te plaatsen in de uitsparing in de batterijlader, controleer
of er geen condens of andere types van vloeistoffen aanwezig zijn in de ruimte waarin de batterij
zal komen.
7. Plaats de batterij (2) in de zitting (8) in de batterijlader, en positioneer de polen (9) correct in de
batterij (Afb. 6).
6
7
4
NOTA BENE: De batterij kan slechts in één richting geplaatst worden. Forceer de invoering van
de batterij niet.
WAARSCHUWING: Lees aandachtig de instructies voor het gebruik en het onderhoud van de
batterijlader die bij het toestel geleverd worden, om de batterij te laden.
NOTA BENE: Controleer dat, wanneer de batterij van de basis van de batterijlader wordt
geplaatst, de rode controlelamp (10) van de batterijlader oplicht (Afb.7). Wanneer de rode led
oplicht, wordt de batterij opgeladen.
8. Voer een complete laadcyclus van de batterij uit.
NOTA BENE: De rode led (10) zal blijven oplichten tot de batterij helemaal is opgeladen.
NOTA BENE: De batterijlader en de batterij kunnen in het stopcontact blijven zitten. De rode led
(10) zal oplichten wanneer de batterijlader af en toe de batterij oplaadt.
NOTA BENE: De rode led (10) van de status van de lading geeft geen informatie over het niveau
van de lading van de batterij.
NOTA BENE: Tijdens de fase van het laden kan het zijn dat de batterij oververhit, wat een
normaal verschijnsel is en dus geen probleem van de batterij zelf aanduidt.
OPGELET: In geval van overvoeding van de batterij die voor dit toestel wordt gebruikt, bestaat
risico voor brand, explosies of chemische verbranding.
9. Plaats, nadat de batterij is opgeladen, de hoofdschakelaar (6), op de basis van de batterijlader, in
positie "0" (Afb.8).
10. Haal de stekker van de kabel van de batterijlader uit het stopcontact.
WAARSCHUWING: Om schade aan de stroomkabel te vermijden, moet de stekker uit het
stopcontact gehaald worden door aan de stekker zelf te trekken, en niet aan de kabel.
11. Verwijder de batterij (2) uit de basis van de batterijlader (8) door ze naar buiten te verplaatsen (Afb.9).
10
7
10071876-AA_UM_FV9+ B.indb 82
BATTERIJ OPLADEN
5
4
2
3
2
9
8
5
6
2
6
8
8
9
HET TOESTEL IN VEILIGHEID STELLEN
1. Schakel het toestel uit door de hoofdschakelaar (1) in positie "0" te stellen (Afb. 1).
2. Verwijder de batterij (2) uit het huis van het toestel. Draai de blokkeerhendel (3) in de richting die
wordt aangeduid door de pijl (Afb. 2). Haal de batterij langs buiten uit het huis van het toestel.
1
3
2
1
2
VOORBEREIDING VOOR DE WERKING
1. Verwijder de bedekking (1) van de zuigbak (Afb.1) door op de haken (2) te handelen die op de
zijkanten van de bak zelf zijn voorzien (Afb.2).
2. Controleer dat de filter van stof (3) correct is gepositioneerd (Afb. 3) en dat de zak (4) correct in de
filter is geplaatst (Afb. 4).
1
2
1
2
3. Bevestig de bedekking (1) op de zuigbak (Afb.5) door de haken (2) te blokkeren die op de zijkanten
van de bak zelf zijn voorzien (Afb.6).
1
4
4
5
4. Plaats de monding (5) van de zuigleiding in de opening die aanwezig is op de bedekking van de
zuigbak (Afb.7).
5. Sluit het handvat (6) van de zuigleiding aan op de telescopische buis (7) (Afb.8).
6. Kies het accessoire dat het meest aangewezen is voor de taak die u moet volbrengen. Sluit het
accessoire (8) aan op de telescopische buis (7) (Afb.9).
7. Plaats de batterij (9) in de batterijruimte die zich achteraan de machine bevindt, en let op dat de
batterijpolen naar de bovenzijde van het toestel zijn gericht. Duw op de batterij tot de grendel (10) in
positie wordt gesteld (Afb.10).
6
5
7
7
8
10
9
10
WERKING
1. Schakel het toestel in door de hoofdschakelaar (1) in positie "I" te stellen (Afb. 1).
2. Als de combi borstel wordt gebruikt, moet de schakelaar (2) op het borstelhuis ingesteld worden op
"HARDE OPPERVLAKKEN" of "TAPIJT" in functie van de bevloering die moet gereinigd worden
(Afb.2).
3. Voer nu de werkzaamheden uit.
NOTA BENE: Als, tijdens de werkzaamheden, de zuigcapaciteit excessief blijkt, wanneer het
accessoire in contact is met de vloer, moet de hendel (3) op de handgreep van de zuigleiding
verplaatst worden (Afb. 3).
NOTA BENE: Op de voorzijde van het toestel zijn vier leds met verschillende kleur aanwezig, een
rode en drie groene, die het laadniveau van de batterij aanduiden (Afb.4). Wanneer enkel de rode
led oplicht, is een kritisch laadniveau bereikt en moet het toestel uitgeschakeld worden. Laad de
batterij op (lees het hoofdstuk
"BATTERIJ
1
2
1
4
82
3
3
2
6
9
OPLADEN" door).
2
3
19/01/18 14:21
7
8
3