6. Dimensionering
Het putvolume is afhankelijk van het afvalwaterdebiet en de
capaciteit van de pomp.
Als de vloeistof gedurende langere tijd stilstaat, kunnen bezink-
sels in de put ontstaan. Daarom dient de pomp ten minste twee
keer per etmaal te worden ingeschakeld.
7. Transport en hantering
Houd er bij het transporteren en hanteren van de
N.B.
put bij lage temperaturen rekening mee dat de
schokbestendigheid van de put verminderd is.
Voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van schade aan de put tij-
dens transport en hantering:
•
Laat de put niet van de vrachtauto vallen.
•
Gebruik goedgekeurde riemen van textiel of vergelijkbare
materialen bij het hijsen van de put op/van de vrachtauto, of bij
transport naar de bouwlocatie.
Hanteer en hijs de put in overeenstemming met de lokale
voorschriften.
•
Gebruik de ribben van de pompput bij het hijsen van de pomp-
put met een riem.
•
Sleep de put niet over de grond.
•
Er mogen geen puntbelastingen optreden.
•
De put mag niet in aanraking komen met scherpe randen.
•
Maak de put stevig vast tijdens transport.
•
Als de put op de grond wordt geplaatst, zorg er dan voor dat
de grond vlak is.
Als de put is uitgerust met een hefpunt, gebruikt
Voorzichtig
u dit tijdens de hantering.
Afb. 16 Hijsen van de put
Steunen voor de kraan moeten op een geschikte
afstand van de put worden geplaatst om instorten
Voorzichtig
van het putgat te vermijden.
Werk volgens de lokale voorschriften.
Waarschuwing
Zorg ervoor dat de hijsbeugel goed is bevestigd
voordat de put wordt opgehesen.
Draai zo nodig vast. Onzorgvuldigheid tijdens til-
len of transport kan persoonlijk letsel veroorza-
ken en/of de put beschadigen.
108
8. Installatie
Waarschuwing
De installatie van putten dient te geschieden door
personeel dat daartoe bevoegd is in overeen-
stemming met de lokale voorschriften.
Werkzaamheden in of in de omgeving van afval-
waterputten moeten worden uitgevoerd volgens
de lokale wet- en regelgeving.
4
Afb. 17 Schematische installatietekening
Pos.
Beschrijving
1
Fundatielaag
2
Bodemlaag
3
Vulgrond, in lagen van maximaal 30 cm
Tot op een afstand van 50 cm van het deksel mag er
4
geen zware belasting plaatsvinden
De locatie van de put moet zo gekozen worden
dat andere apparatuur niet wordt beschadigd bij
Voorzichtig
de installatie van de put. En de begraven put mag
niet worden beschadigd door de andere appara-
tuur.
Fundatielaag
•
De put moet op een fundatielaag worden geplaatst indien
bodemonderzoek en informatie ter plekke hebben aangetoond
dat de bodem het gewicht van de put niet kan dragen.
De bodemlaag waarop de put is geplaatst mag niet worden
beschouwd als fundatielaag.
•
De fundatielaag kan worden aangebracht na het graafwerk,
door een stabiele laag grind of vergelijkbaar materiaal neer te
leggen, en steeds in lagen van maximaal 30 cm samen te
persen (resulterend in lagen van ongeveer 20 cm na persen).
Zo'n fundatielaag is ook nodig als er per abuis te diep
gegraven is.
Bodemlaag
•
Het materiaal voor de bodemlaag moet samendrukbaar zijn,
en moet zodanig zijn samengesteld dat diens eigenschappen
en het samendrukken geen schade aan de put toebrengen.
•
Korrels groter dan 16 mm mogen niet voorkomen.
•
Maximaal 10 % van het aantal korrels mag bestaan uit korrels
met een grootte tussen de 8 en 16 mm.
•
Het materiaal mag niet bevroren zijn.
•
Scherpe stenen en dergelijke mogen niet voorkomen.
•
De bodemlaag moet een dikte van 10 cm hebben.
4
3
2
1