micro CA-300-inspectiecamera
4. Controleer de micro CA-300 inspectieca-
mera op kapotte, versleten, ontbreken-
de, slecht uitgelijnde of geblokkeerde
onderdelen of factoren die een veilige
en normale werking in de weg kunnen
staan.
5. Controleer de lens van de camerakop op
condens. Om de camera niet te beschadi-
gen mag u hem niet gebruiken als u con-
dens opmerkt aan de binnenzijde van de
lens. Laat het condenswater verdampen
voordat u het apparaat gebruikt.
6. Controleer de kabel over zijn volledige
lengte op barsten of beschadiging. Via
een beschadigde kabel zou er water in
het apparaat kunnen dringen, waardoor
het gevaar voor een elektrische schok
toeneemt.
7. Controleer of de aansluitingen tussen
het handdisplay, de verlengkabels en
de camerakopkabel stevig vastzitten.
Alle verbindingen moeten correct zijn
gemonteerd om de waterdichtheid van
de kabel te verzekeren. Vergewis u ervan
dat het apparaat correct is gemonteerd.
8. Controleer of het waarschuwingslabel
aanwezig is en of het stevig vastzit en
leesbaar is (figuur 11).
Figuur 11 – Waarschuwingsplaatje
9. Gebruik de inspectiecamera bij eventu-
ele problemen tijdens de inspectie niet
totdat deze adequaat verholpen zijn.
10. Herinstalleer de batterij met droge han-
den.
11. Houd de aan/uit-knop gedurende één
seconde ingedrukt. Het display licht op
en er verschijnt een splash-scherm. Zodra
de camera klaar is, wordt er een livebeeld
weergegeven van wat de camera regis-
treert. Raadpleeg het hoofdstuk Storings-
92
tabellen in deze handleiding wanneer er
geen beeld verschijnt.
12. Houd de aan/uit-knop gedurende één
seconde ingedrukt om de camera uit te
schakelen.
Afstelling van het
apparaat en inrichting van
de werkplek
WAARSCHUWING
Maak de micro CA‑300‑inspectiecamera
klaar en richt de werkplek in volgens on‑
derstaande instructies om het risico op let‑
sel door een elektrische schok, verstrikking
of een andere oorzaken te beperken en
beschadiging van het apparaat te voorko‑
men.
1. Controleer het werkgebied op:
• Geschikte verlichting
• Brandbare vloeistoffen, dampen of stof
die kunnen ontbranden. In aanwezig-
heid van deze stoffen mag u niet aan de
slag gaan voordat de bronnen geïdenti-
ficeerd en afgesloten werden. De micro
CA-300-inspectiecamera is niet explosie-
veilig en kan vonken genereren;
• Een ordelijke, effen, stabiele, droge plaats
voor de operator. Gebruik de inspectie-
camera niet terwijl u in water staat.
2. Onderzoek de te inspecteren zone of ruimte
om te bepalen of de micro CA-300-inspec-
tiecamera het juiste gereedschap is om de
klus te klaren.
• Bepaal de toegangspunten tot de ruim-
te. De kleinste opening waar de camera-
kop door kan, bedraagt ongeveer
(19 mm) in diameter voor de 17 mm-
camerakop.
• Bepaal de afstand tot de zone die moet
worden geïnspecteerd. Met verlengka-
bels kunt u het bereik van de camera
vergroten tot 30' (9 m).
• Controleer of er obstakels zijn die erg
scherpe bochten in de kabel noodza-
kelijk maken. De inspectiecamera kan
/
"
3
4