Ingebruikname
6 INGEBRUIKNAME
6.1
Accu laden
OPMERKING Neem de gedetailleerde ge-
gevens uit de meegeleverde gebruiksaanwijzing
van de accu en de oplader in acht.
6.2
Accu´s plaatsen en uittrekken (05)
Gebruik uw grasmaaier naar keuze met één of
twee accu´s. Bij twee accu´s wordt de werkduur
langer en dus het maaibare oppervlak aanzienlijk
groter.
U kunt accu´s met een verschillende laadtoe-
stand plaatsen. Eerst wordt de vollere van de
twee accu´s ontladen tot hij dezelfde laadtoe-
stand heeft als de tweede accu. Daarna worden
beide accu´s gelijkmatig ontladen.
LET OP! Gevaar voor beschadiging van de
accu´s. Als de accu´s na gebruik in het apparaat
worden gelaten kunnen ze beschadigd raken.
■
Trek de accu´s direct na gebruik uit het appa-
raat en bewaar ze beschermd tegen vorst.
■
Plaats de accu´s pas weer voor werkbegin in
het apparaat.
Accu plaatsen
1. Accuvakdeksel (05/1) openklappen (05/a).
2. Accu van bovenaf in een accuschacht (05/2)
schuiven totdat hij vastklikt.
3. Accuvakdeksel dichtklappen.
Accu verwijderen
1. Ontgrendelingsknop op de accu indrukken en
vasthouden.
2. Accu eruit trekken.
6.3
Voeding van het maaiwerk in- en
uitschakelen (06)
Met de sleutelschakelaar schakelt u de voeding
van de maaiwerkmotor in en uit. De sleutelscha-
kelaar wordt bediend met de veiligheidssleutel.
WAARSCHUWING! Risico op letsel. On-
bedoeld inschakelen kan leiden tot ernstig letsel.
■
Altijd voor pauzes en onderhoudswerkzaam-
heden: Om de stroom uit te schakelen, zet u
de veiligheidssleutel in de stand Off en ver-
wijdert u de veiligheidssleutel.
Voeding inschakelen
1. Accuvakdeksel openklappen.
2. Veiligheidssleutel (06/1) in de sleutelschake-
laar steken (06/a).
495504_a
3. Veiligheidssleutel naar de stand On (pos. I)
draaien (06/b). Daardoor wordt de maaiwerk-
motor van bedrijfsspanning voorzien, begint
echter nog niet te werken.
4. Accuvakdeksel dichtklappen.
5. Maaiwerk inschakelen: zie Hoofdstuk 7.6
"Maaiwerk starten en stoppen (14)", pagi-
na 53.
Voeding uitschakelen
1. Veiligheidssleutel naar de stand Off (pos. 0)
draaien (06/c) en uitnemen (06/d).
2. Trek de accu´s direct na gebruik uit het appa-
raat, laad ze op en bewaar ze beschermd te-
gen vorst. Plaats de accu´s pas weer voor
het volgende gebruik in het apparaat.
6.4
Cockpit in- en uitschakelen*
* afhankelijk van het model, zie montagehandlei-
ding.
Voorwaarde: Er is ten minste 1 accu geplaatst.
OPMERKING De veiligheidssleutel hoeft
voor de voeding van de cockpit en de wielaandrij-
ving niet naar de stand On (pos. I) te worden ge-
draaid.
Om de cockpit in te schakelen zijn er de volgen-
de mogelijkheden:
■
Aan/Uit-toets (04/1) op de cockpit indrukken.
■
Smart button (03/1) kort indrukken.
■
De cockpit schakelt zich bij het starten van
de maaiwerkmotor automatisch in (zie Hoofd-
stuk 7.6 "Maaiwerk starten en stoppen (14)",
pagina 53).
7 BEDIENING
WAARSCHUWING! Gevaar voor letsel!
Defecte en buiten werking gestelde veiligheids-
en beschermingsapparatuur kunnen ernstig letsel
veroorzaken.
■
Controleer voor het inschakelen alle veilig-
heids- en beschermingsvoorzieningen op
aanwezigheid en functionaliteit!
7.1
Maaihoogte instellen (07)
VOORZICHTIG! Gevaar voor snijletsel.
Gevaar voor snijletsel bij het grijpen in het draai-
ende maaimechanisme.
■
Pas de maaihoogte alleen aan wanneer de
motor is uitgeschakeld en het maaimechanis-
me stilstaat.
NL
51