NL
1. Cockpit inschakelen (zie Hoofdstuk 6.4
"Cockpit in- en uitschakelen*", pagina 51).
2. Snelheid reduceren: Min-toets (16/1) indruk-
ken.
Of:
3. Snelheid opvoeren: Plus-toets (16/2) indruk-
ken.
7.9
Eco-Mode in- en uitschakelen (16)*
* afhankelijk van het model, zie montagehandlei-
ding.
In de Eco-Mode wordt het motortoerental geredu-
ceerd. Daardoor wordt de bedrijfsduur van de ac-
cu´s langer.
1. Cockpit inschakelen (zie Hoofdstuk 6.4
"Cockpit in- en uitschakelen*", pagina 51).
2. Eco-Mode inschakelen: "Eco-Mode"-toets
(16/3) indrukken. Toets brandt.
3. Eco-Mode uitschakelen: "Eco-Mode"-toets
opnieuw indrukken. Toets dooft.
8 WERKINSTRUCTIES
Volg de veiligheidsinstructies op!
OPMERKING Neem de plaatselijke voor-
schriften in acht, wanneer de grasmaaier gebruikt
mag worden.
■
Let op voorwerpen op het gras en verwijder
ze uit het werkgedeelte.
■
Alleen bij goed zicht maaien.
■
Uitsluitend met scherp mes maaien.
■
Manoeuvreer het apparaat uitsluitend met
behulp van de duwboom.
■
Beweeg het apparaat alleen stapvoets.
■
Beweeg het apparaat altijd dwars tegen een
helling. Niet naar boven en naar beneden op
de helling werken en evenmin op hellingen
met een inclinatie van meer dan 10°. Grote
zorgvuldigheid is geboden bij het veranderen
van de rijrichting.
Maaiprestaties en gebruiksduur van de accu
■
De maaiprestaties, d.w.z. het oppervlak dat
kan worden gemaaid, hangt af van de eigen-
schappen van het gazon. Factoren zoals de
lengte van het gras, de dichtheid, de gekozen
maaihoogte en een vochtig gazon beïnvloe-
den de maaiwerking.
■
Vaak maaien en een kort gehouden gazon
vergroot de autonomie van de accu.
■
Vaak in- en uitschakelen van de grasmaaier
tijdens het maaien vermindert de maaipresta-
54
ties evenzeer als een niet volledig geladen
accu.
■
Het inschakelen van de wielaandrijving ver-
mindert de maaiprestaties of de levensduur
van de batterij.
■
Voor een optimale maaiprestaties wordt aan-
bevolen het gazon vaak te maaien, een hoge
maaihoogte in te stellen het gras stapvoets te
maaien.
OPMERKING Om de autonomie te vergro-
ten kan een bijkomende accu worden aange-
schaft.
Tips bij het maaien
■
Houd een gelijkmatige maaihoogte aan tot
3–-5 cm, maai niet meer af dan de helft van
de grashoogte.
■
Grasmaaier niet overbelasten! Als het motor-
toerental in dichtbegroeid, hoog gras merk-
baar daalt, vergroot dan de maaihoogte en
maai vaker.
■
Wind en zon kunnen het gazon na het maai-
en uitdrogen, daarom laat in de namiddag
maaien.
9 ONDERHOUD EN VERZORGING
WAARSCHUWING! Gevaar voor snijlet-
sel. Gevaar voor snijletsel als gevolg van contact
met scherpe en bewegende delen van het appa-
raat, zoals het snijblad.
■
Schakel voorafgaand aan onderhouds-, ver-
zorgings- en reinigingswerkzaamheden altijd
het apparaat uit. Verwijder de accu´s.
■
Draag bij onderhouds-, verzorgings- en reini-
gingswerkzaamheden altijd veiligheidshand-
schoenen.
9.1
Regelmatige
onderhoudswerkzaamheden
■
Zorg ervoor, dat alle moeren, bouten en
schroeven vast aangehaald zijn en dat het
apparaat zich in een veilige werkpositie be-
vindt.
■
Grasvanger regelmatig controleren op wer-
king en slijtage.
Werkinstructies
495504_a