58 Opbouw en functie
In dit hoofdstuk krijgt u belangrijke aanwijzingen m.b.t. de opbouw en het
functioneren van het apparaat.
58.1 Bedieningselementen
1 Lastijd (Sealing): Drie verchillende instellingen voor de lastijd
„droog" (dry) – voor droge producten of producten zonder vloeistof, met een kortere
afdichtingstijd
„vochtig" (moist) – voor vochtige producten met normale afdichtingstijd
„dubbel" (double) – voor vochtige producten of producten met veel vloeistof, geseald
met dubbele lasnaad
De standaardinstelling is „droog" (dry) met korte afdichtingstijd.
De LED-statusweergave geeft aan welke instelling is geselecteerd.
2 Vacuümsterkte (Pressure): Er zijn twee verschillende instellingen voor de
vacuümsterkte
„normaal" (normal) – om normale producten te vacumeren
„gevoelig" (gentle)– voor gevoelige en gevoelige producten. Kies „gevoelig", wanneer
u een minder sterk vacuüm wenst.
De standaardinstelling is „normaal" (normal) met een sterk vacuüm.
De LED-statusweergave geeft aan welke instelling is geselecteerd.
3 controlelampje: apparaat is gereed (ready)
Geeft weer dat het apparaat is ingeschakeld en het deksel gesloten is. Als de
weergave knippert, wacht u tot de weergave normaal brandt en gaat dan pas verder
met de volgende stap.
4 Vacuüm & Sealen (Vacuum & Seal)
Zuigt lucht uit de zak, direct na deze operatie, de tas is afgesloten
5 Handmatig vacuüm (Pulse Vacuum) Zolang u op de knop drukt wordt er lucht uit
het zakje gezogen. Dit proces stopt wanneer u de knop loslaat. U moet het zakje
vervolgens met de knop "Handmatig Lassen" (Manual Seal) dichtlassen.
6 Vacuümbak (Canister): Voor het vacumeren van vacuümbakken, vacuvin en
andere accessoires door middel van een vacuümslang.
caso FastVac 1200
115