S
Geschikt voor gevaarlijke omgevingen.
OPMERKINGEN: De lasmachine is ook ontworpen voor
gebruik in omgevingen met vervuilingsgraad 3. (Zie IEC 664).
2.3 THERMISCHE BEVEILIGING
Deze uitrusting is beveiligd door een thermostaat. Wanneer de
thermostaat in werking treedt, levert de machine geen stroom
meer, maar blijft de ventilator werken. Het gele led-lampje (B) licht
op om aan te geven dat de thermostaat is geactiveerd. Schakel
de lasmachine niet uit voordat het led-lampje is gedoofd.
2.4 MOTORAANGEDREVEN GENERATOREN
Deze moeten een vermogen hebben van 6 KVA of meer en
en mogen geen spanning leveren die hoger is dan 260 V.
3 INSTALLATIE
Deze moet worden uitgevoerd door bevoegd personeel. Alle
aansluitingen moeten tot stand worden gebracht ove-
reenkomstig de geldende voorschriften en in volledige ove-
reenstemming met de veiligheidsreglementen (CEI-regle-
ment 26-10 - CENELEC HD 427).
• Vergewis u ervan dat de toevoerspanning overeenstemt
met de spanning die is aangegeven op het kenplaatje.
• Controleer bij het monteren van een stekker of deze een
geschikte capaciteit heeft en verbind de geel/groene gelei-
der van de voedingskabel met de aardingspen.
WAARSCHUWING! Verlengkabels tot 30 m moeten een
doorsnede hebben van minstens 2,5 mm2.
3.1
BESCHRIJVING VAN DE UITRUSTING
A) Stroomregeling.
C) Stroomindicatielampje.
E) Uitgangsaansluiting (+).
G) Voedingskabel.
3.2 MMA-LASSEN
• Deze lasmachine is geschikt voor het lassen met alle soor-
ten elektroden, met uitzondering van cellulose-elektroden
(AWS 6010).
• Zorg dat de schakelaar (F) op 0 staat en sluit vervolgens de
laskabels aan, ervoor zorgend dat de door de fabrikant van
de gebruikte elekroden voorgeschreven polariteit is gere-
specteerd.
C
B
A
E
D
B) Geel LED-lampje (zie 2.3).
D) Uitgangsaansluiting (-).
F) Schakelaar.
F
G
27