NL
6 PTO-hendel
Met de PTO-hendel wordt het snijmechanisme
mechanisch in-en uitgeschakeld.
Snijmechanisme uitschakelen
= hendel uit uitsparing duwen en helemaal naar
achter trekken.
Schakel het snijmechanisme in
= hendel langzaam naar voren duwen en in de
uitsparing vergrendelen.
7 Contactslot (afhankelijk van model)
Contactslot
Afb. 5a
Starten: Sleutel naar rechts
draaien
, totdat de motor loopt en de sleutel
vervolgens loslaten. Sleutel staat op
Stoppen: Draai de sleutel naar links naar
Contactslot met OCR-functie
(afhankelijk van model)
Afb. 5b
Dit contactslot is voorzien van een OCR-functie
(door de gebruiker gecontroleerd achterwaarts
maaien).
Starten: Draai de sleutel naar rechts
motor loopt en laat de sleutel vervolgens los.
Sleutel staat op
het voorwaarts maaien mogelijk.
OCR-stand: Sleutel naar links van de normale
stand naar stand voor achteruitmaaien
draaien en de schakelaar (1) indrukken.
De controlelamp (2) brandt en geeft aan dat er nu
achteruit en vooruit met de machine kan worden
gemaaid.
Stoppen: Draai de sleutel naar links naar
8 Gashendel
Motortoerental traploos instellen.
Hoog motortoerental =
Laag motortoerental =
9 Choke (afhankelijk van uitvoering)
Om een koude motor te starten, trekt u de choke
uit (9a) of zet u de gashendel in de stand
10 Tankdop
Tanken.
11 Olievulopening
Olie bijvullen en oliepeil controleren.
12 Accu
13 Blikjeshouder
14 Aanhangkoppeling
Bedienen
Ook de aanwijzingen in het motor handboek
opvolgen!
Gevaar
Verwondingsgevaar
Personen, kinderen of dieren mogen zich bij het
maaien nooit in de buurt van de machine bevinden.
Ze kunnen gewond raken door naar buiten geslin-
gerde stenen en dergelijke.
Kinderen mogen de machine nooit bedienen.
Wees bijzonder voorzichtig bij achteruit maaien
(machines met OCR-schakelaar).
44
.
.
, tot de
(normale stand) en maakt
.
.
.
(9b).
Er mogen zich geen personen in het werkbereik van
de machine bevinden.
Maak de grasvanger nooit leeg terwijl de messen
draaien.
Bij het leegmaken van de grasvanger kunt u of
kunnen anderen gewond raken door naar buiten
geslingerd maaigoed.
Bij het maaien op steile hellingen kan de machine
kantelen en u kunt gewond raken. Rijd nooit dwars
op de helling, maar alleen omhoog en omlaag. Hel-
lingen alleen met een neiging van maximaal 20 %
berijden. Niet op de helling keren. Bij het maaien
van nat gras kan de machine wegglijden door ver-
minderde grip op de grond en kunt u vallen. Maai
alleen als het gras droog is.
Een te hoge snelheid leidt tot gevaar voor
ongevallen.
Houd voldoende afstand bij het maaien langs ran-
den, bijv. in de buurt van steile hellingen, onder
bomen of langs struiken en heggen.
Wees bijzonder voorzichtig als u bij het maaien
achteruit rijdt.
Controleer het terrein waar u de machine gebruikt
en verwijder alle voorwerpen die kunnen worden
meegenomen en weggeslingerd door de machine.
Als een voorwerp (bijv. een steen) door het mes
wordt geraakt of als de machine abnormaal begint
te trillen:
motor onmiddellijk uitzetten. Machine vóór verder
gebruik door een gespecialiseerde werkplaats op
schade laten onderzoeken.
Ga bij sikkelmaaiers nooit voor de grasuitwerpope-
ningen staan.
Houd nooit uw handen of voeten tegen of onder
draaiende onderdelen.
De motor uitzetten de contactsleutel uit het contact
trekken en de bougiestekker lostrekken voor het
losmaken van blokkeringen of verwijderen van ver-
stoppingen in het uitwerpkanaal.
Gebruik de machine niet bij slechte weersomstan-
digheden of bij kans op bijv. regen of onweer.
Verstikkingsgevaar door koolmonoxide
Laat de verbrandingsmotor alleen buitenshuis lopen.
Explosieen brandgevaar
Brandstofen benzinedampen zijn explosief en
brandstof is zeer brandbaar.
Vul de tank met brandstof voordat u de motor start.
De tank moet gesloten blijven als de motor loopt of
nog heet is. Vul de tank alleen met brandstof als de
motor is uitgeschakeld en afgekoeld. Vermijd open
vuur, vonkvorming en rook niet. Vul de tank uitslui-
tend in de buitenlucht. Start de motor niet, indien
brandstof is overgelopen. Schuif de machine van het
met brandstof vervuilde gebied weg en wacht, totdat
de brandstofdampen vervluchtigd zijn.
Om brandgevaar te voorkomen, de volgende onder-
delen vrij houden van gras en lekolie: Motor, uitlaat
en brandstoftank.
Bedienen