VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Verzeker u ervan dat de machine stabiel en stil blijft
staan tijdens het optillen. Indien men iets vreemds
merkt, moet men de krik onmiddellijk omlaag brengen,
controleren en eventuele problemen oplossen en
vervolgens de machine opnieuw optillen.
7. Verwijder het deksel (Afb. 25.A).
8. Verwijder, met behulp van een schroevendraaier,
de veerring (Afb. 25.B) en de drukring (Afb. 25.C.).
9. Verwijder het wiel dat vervangen moet worden.
10. Smeer de as (Afb. 25.D) in met vet.
11. Monteer het nieuwe wiel.
12. Plaats de schouderring, de borgring en het deksel
voorzichtig terug.
OPMERKING
Het is noodzakelijk om te controleren of de
achterwielen dezelfde diameter hebben en beide zijn
opgepompt tot de voorgeschreven druk (Afb. 26.A).
In geval van een verkeerde uitlijning tussen de
wielen (Afb. 26.B) en onregelmatige sneden, is het
noodzakelijk om de uitlijning van de snijinrichtingen af
te stellen in een erkende werkplaats.
9.3.3
Vervanging van de voorwielen
1. Schakel de transmissie in zodat de achterwielen
vergrendeld zijn (par. 6.3.1), om elke onbedoelde
beweging van de machine te voorkomen;
2. Plaats een houten plank van ongeveer 2-3 cm dik
(Afb. 27.A) onder het voorwiel tegenover het te
vervangen wiel (Afb. 27.B), zodat het te vervangen
wiel (Afb. 27. C) net genoeg opgetild is op om het
er comfortabel uit te kunnen halen.
3. Terwijl u de schroef vasthoudt (Afb. 28.A), draait u
de moer los (Afb. 28.B).
4. Verwijder de schroef (Afb. 28.A) met de ringen
(Afb. 28.C) en verwijder het wiel (Afb. 28.D).
5. Monteer het nieuwe wiel.
6. Plaats de schroef en ringen voorzichtig terug en
draai vervolgens de moer volledig vast (Afb. 28.B).
9.3.4
De banden repareren of vervangen
De banden zijn "Tubeless" en iedere vervanging of
reparatie als gevolg van een lek dient dan ook door
een vakman uitgevoerd te worden volgens de, voor dit
type banden, geldende voorschriften.
10. STALLING
Wanneer de machine gedurende meer dan 30 dagen
opgeborgen moet worden:
1. Verwijder de contactsleutel.
2. Reinig de machine zorgvuldig.
3. Controleer of de machine geen schade vertoont.
Contacteer, indien nodig, het geautoriseerde
dienstencentrum.
4. Berg de machine op:
• met de snijgroep omlaag;
• de ingeschakelde transmissies;
• in een droge ruimte;
• beschut tegen de elementen, in de schaduw, bij
een aanbevolen temperatuur tussen +0 en +40°C;
• indien mogelijk bedekt met een doek;
• buiten bereik van kinderen;
• na zich ervan verzekerd te hebben de sleutels
of werktuigen die voor het onderhoud gebruikt
werden, verwijderd te hebben.
LET OP
De accu moet minstens één keer per maand volledig
opgeladen worden en altijd voordat u de activiteit
hervat.
Wanneer de machine weer gestart wordt, dient men de
machine voor te bereiden zoals aangegeven is in het
hoofdstuk "7. Gebruik van de machine".
11. HANTERING EN TRANSPORT
• Wanneer men de machine hanteert, moet men:
1. de snij-inrichting uitschakelen;
2. de snijgroep in de hoogste stand zetten;
3. schakel de machine uit en haal de
contactsleutel weg;
4. schakel de transmissie uit (par. 6.4).
• Wanneer men de machine met een wagen of
aanhangwagen vervoert, moet men:
• gebruik opritten van voldoende breedte, lengte en
sterkte voor het gewicht en de afmetingen van de
machine;
• hef het dek op tot de maximale maaihoogte met
behulp van de instelhendel;
• de machine laden met de elektrische motor
uitgeschakeld, met de contactsleutel uit het
stopcontact van de machine, zonder bediener,
duwend, en met een geschikt aantal personen;
• laat het geheel van de snijinrichting volledig
zakken;
• schakel de machine uit en verwijder de sleutel;
• schakel de transmissie in (par. 6.4);
• bevestig de machine aan het voertuig met behulp
van de twee haken aan de achterkant. Bevestig
de machine niet aan elementen die beschadigd
kunnen raken.
NL - 22