5.
Een schone, standaard zachte tandenborstel bevochtigd met gezuiverd water moet worden gebruikt om het
desinfectiemiddel uit de gleufjes van het instrument te verwijderen. Herhaal dit nog eens 6 maal om resterende
aanslag grondig te verwijderen.
6.
Droog de houder met een schone, zachte doek en zorg ervoor dat de doek in de gleufjes van het instrument komt.
Zorg er bij het toegepaste ontsmettingsproces voor dat resten van reinigings-en desinfectiemiddelen afdoende worden
verwijderd. Tijdens het laatste spoelproces moet voor zover van toepassing gezuiverd of gedemineraliseerd water worden
gebruikt (meerdere spoelingen kunnen nodig zijn). Raadpleeg de aanbevelingen van de fabrikant voor het verwijderen
van resten van het desinfectiemiddel.
LET OP:
Probeer niet om de houder te steriliseren door middel van autoclaaf-, stralings- of plasmasterilisatieprocedures;
niet inspuiten met vloeistof of onderdompelen in vloeistof, dit kan het instrument beschadigen. Als de houder niet goed
is gedesinfecteerd, vervalt de garantie.
Het opladen van houder
Laad de houder volledig op vóór het eerste gebruik. De houder maakt gebruik van een oplaadbare lithium-polymeer
batterij. Het duurt ongeveer 200 minuten voordat de batterij volledig is opgeladen. De batterij dient volledig te worden
opgeladen voor het eerste gebruik van de houder en voorafgaand aan het begin elke procedure. Als de batterij in
het oplaadstation is geplaatst, brandt het batterij-indicatorlampje continu groen als de batterij volledig is opgeladen.
Als de batterij niet voldoende is opgeladen, knippert het batterij-indicatorlampje groen of geel om een verminderd
batterijniveau aan te geven.
Om de houder op te laden, gaat u als volgt te werk:
1.
Zorg ervoor dat de juiste adapterstekker is aangesloten op de netsnoeradapter.
2.
Sluit de netsnoeradapter aan op het oplaadstation.
3.
Steek de netsnoeradapter in een stopcontact.
4.
Plaats de houder na reiniging en desinfectie in het oplaadstation. Als de houder correct in het oplaadstation is
geplaatst, geeft de houder een tweetonig piepsignaal ter bevestiging van de correcte plaatsing in het oplaadstation.
Als het gele lampje brandt, duurt het ongeveer 200 minuten voordat de batterij volledig is opgeladen.
5.
Het batterij-indicatorlampje knippert geel of groen om het actieve laden en het ladingsniveau aan te geven, terwijl
de houder in het oplaadstation staat. De houder is volledig opgeladen wanneer het batterij-indicatorlampje continu
groen brandt. De houder laat een tweetonig geluidssignaal horen bij verwijdering uit het oplaadstation.
• De houder moet na elk gebruik of wanneer deze niet in gebruik is in het oplaadstation blijven om steeds een volledig
opgeladen batterij te hebben. Een beveiligingscircuit voorkomt overlading van de batterij.
• Elke keer dat de houder gedurende 30 seconden niet wordt bewogen en er wel of geen sonde is bevestigd, wordt het
batterij-indicatorlampje uitgeschakeld. Wanneer de houder wordt bewogen, gaat het batterij-indicatorlampje branden
om de huidige status van de lading aan te geven.
• Elke keer dat de houder gedurende 1 uur niet wordt bewogen, met of zonder bevestigde sonde, gaat de houder in de
diepe slaapstand. Plaats de houder zonder de sonde in het oplaadstation en haal de houder uit het oplaadstation om
hem weer in te schakelen.
• Tijdens een biopsie procedure brandt het batterij-indicatorlampje continu groen. Als het batterij-indicatorlampje groen
knippert, bevat de houder voldoende lading om één procedure te voltooien. Als het batterij-indicatorlampje continu
geel brandt, zal de houder niet werken en moet deze onmiddellijk in het oplaadstation worden geplaatst.
BELANGRIJK:
Als het batterij-indicatorlampje uitgaat nadat het continu geel heeft gebrand, kan de houder niet worden
opgeladen. Neem contact op met het Customer Support Center of een vertegenwoordiger van MAMMOTOME .
Probleemoplossing
1.
Het foutindicatorlampje brandt continu geel:
De houder voert periodieke systeemcontrole uit terwijl het instrument in werking is. Als een fout wordt
gedetecteerd, gaat het foutindicatorlampje continu geel branden. Als dit gebeurt, moet u ervoor zorgen dat
de sonde buiten de patiënt is, de sonde uit de houder verwijderen en vervangen door nieuwe sonde. Als
het foutindicatorlampje niet uit gaat, dient u contact op te nemen met het Customer Support Center of een
vertegenwoordiger van MAMMOTOME .
2.
De batterij- en biopsie-indicatorlampjes branden niet na het laden van een sonde in de houder:
Controleer de batterij-indicator om te zien of deze voldoende is opgeladen. Zorg ervoor dat de uitlijnings- en
vergrendellipjes goed op hun plaats zitten. Controleer of de sonde niet eerder is gebruikt. Als aan deze voorwaarden
wordt voldaan en de lampjes nog steeds niet branden, dient u de sonde te vervangen door een nieuwe sonde. Als de
indicatorlampjes niet gaan branden na correcte plaatsing van een nieuwe sonde, dient u contact op te nemen met
het Customer Support Center of een vertegenwoordiger van MAMMOTOME .
70