Tik op
Shallow
Met de naaldhoekinstelling wordt de plaats van de hoekgeleider (hoekige stippellijn)
ingesteld. Gebruik de volgende tabel om te bepalen welke naaldhoekinstelling u moet
gebruiken. Naaldhoeken worden gemeten ten opzichte van het oppervlak van de transducer.
Tabel 4: Hoekinstellingen Klein, Gemiddeld en Groot
Transducer
C35xp
C60xp
3 Breng de naald in richting de naaldgeleider.
4 (Optioneel) Tik op
Naaldprofileren tijdelijk uitschakelen kan u helpen artefacten en andere niet-relevante structuren
te identificeren. Tik op
Metingen en berekeningen
In dit gedeelte vindt u informatie over metingen, berekeningen, werkbladen en rapporten.
Meten
Basismetingen in 2D
Handmatig traceren is vereenvoudigd. Gebruik de volgende procedure:
Omtrek of oppervlakte meten met traceren (2D)
1 Tik in een stilgezet beeld op
Trace
Als dit bedieningselement is verborgen, tikt u op
het weer te geven.
Er wordt een passer weergegeven.
2 Sleep de passer naar het startpunt.
Nadat u uw vinger van het scherm hebt gehaald, verschijnt er een potloodpictogram, wat
aangeeft dat de startlocatie is ingesteld en dat u kunt beginnen met de trace.
3 Sleep de passer rond de oppervlakte die u wilt traceren.
Ga terug over de stippellijn om een correctie aan te brengen.
274
(Klein),
Medium
(Gemiddeld) of
Bereik voor
instelling Klein
Minder dan 30°
30°-40°
Minder dan 40°
40°-50°
Off
(Uit) om naaldprofileren uit te schakelen.
On
(Aan) om naaldprofileren opnieuw in te schakelen.
Trace
.
Steep
(Groot) om een naaldhoek te selecteren.
Bereik voor
Bereik voor
instelling
instelling Groot
Gemiddeld
Meer dan 40°
Meer dan 50°
More Controls
(Meer bedieningselementen) om