1. Introductie
Gefeliciteerd met de aankoop van jouw Cosibridge. Wij wensen je veel plezier met de vuurtafel
en waarderen het enorm als je foto's van je product op jouw locatie deelt en ons tagt op
Facebook (@cosifires) en Instagram (@cosi_fires)!
Voor veel gestelde vragen en onderhoudstips, bezoek onze website door de QR-code te
scannen of ga naar www.cosi-fires.com.
2. Veiligheidsinstructies
WAARSCHUWING: Zorg er altijd voor dat de (veiligheids-)instructies in deze gebruikershandleiding exact worden
gevolgd om het risico op brand, explosies, overige schade aan personen en voorwerpen en/of verlies van leven te
voorkomen. Lees deze montagehandleiding en veiligheidsinstructies zorgvuldig door voordat je het apparaat
plaatst en in gebruik neemt.
1.
De vuurtafel dient altijd correct gemonteerd te worden volgens de meegeleverde montage instructies.
2.
Verander nooit iets aan het gas-technische systeem van dit apparaat. Elke wijziging aan het systeem kan
gevaarlijk zijn en hiermee vervalt alle garantie van het apparaat.
3.
Onjuiste installatie, aanpassingen of wijzigingen aan het apparaat kunnen leiden tot letsel of schade aan
eigendommen.
4.
In geval van onjuist gebruik of het niet volgen van de veiligheidsvoorschriften wordt iedere
aansprakelijkheid afgewezen en zal de garantie niet van toepassing zijn.
5.
Dit apparaat moet worden gebruikt in overeenstemming met de geldende voorschriften. Ook de gasfles
moet in overeenstemming met deze voorschriften worden opgeslagen.
6.
Als je op enig moment gas ruikt: Sluit direct de gastoevoer van de vuurtafel, doof al het open vuur in de
buurt van de tafel en zet de vuurtafel niet meer aan. Blijf je een gaslucht ruiken? Ga bij de vuurtafel
vandaan en bel op afstand met een gas technisch specialist.
7.
De vuurtafel moet recht geplaatst worden op een harde, stabiele ondergrond.
8.
De vuurtafel is alleen geschikt voor gebruik met propaangasflessen. Maak nooit gebruik van een andere
brandstof dan in deze handleiding wordt omschreven. Zie punt 6. 'Technische specificaties' voor meer
informatie.
9.
Plaats de gasfles altijd rechtop. De gasfles mag nooit liggend of schuin in het apparaat geplaatst worden.
10. Houd de omgeving van het apparaat vrij van brandbare vloeistoffen, materialen, brandstoffen en
dampen, minimaal 2 meter.
11. Controleer voor elk gebruik of de aansluiting van de gasslang op de brander, de gasdrukregelaar op de
gasslang en de gasdrukregelaar op de gasfles goed gemonteerd zijn en niet loszitten. Zorg er tijdens
controle van de verbindingen altijd voor dat de gaskraan op de gasfles dicht gedraaid zit. Mochten de
verbindingen loszitten, draai deze dan altijd vast voordat het apparaat in gebruik wordt genomen.
12. Vervang de gasfles in de buitenlucht, uit de buurt van een ontstekingsbron (kaars, sigaretten, andere
vlammen producerende apparaten).
13. Elke keer als de gasverbinding opnieuw wordt aangesloten en voor ieder gebruik, dienen de verbindingen
zoals genoemd in punt 11 en de gasslang zelf gecontroleerd te worden op lekkages. De gasslang en
gasdrukregelaar moeten binnen de voorgeschreven intervallen worden vervangen (zie punt 5.5.).
14. De gasslang mag nooit in aanraking komen met het warme oppervlak van de brander. Zorg ervoor dat de
slang altijd rechtstreeks naar beneden richting de gasfles wordt gebogen en de oppervlakte van de
brander niet raakt.
15. De gasslang moet voldoen aan de nationaal geldende wet- en regelgeving (EN16436). De slang is
aangesloten op de meegeleverde gasdrukregelaar. Sluit de gasfles nooit zonder gasdrukregelaar
rechtstreeks op het apparaat aan.
16. De gasdrukregelaar is ingesteld op 28-30 mbar, 37 mbar of 50 mbar en de uitlaatdruk van de
gasdrukregelaar is 28-30 mbar, 37 mbar of 50 mbar. De gasdrukregelaar moet worden ingesteld op basis
van de specifieke gascategorie per land, zie de tabel in punt 6. 'Technische specificaties'. De
gasdrukregelaar moet voldoen aan de EN16129-norm.
17. Verander nooit de luchtventiel-instellingen van de brander. Indien de luchtopeningen van de brandring
versperd/verstopt zijn, schakel dan direct een gas technisch specialist in.
18. Belemmer nooit een vrije doorstroming van lucht en zuurstof naar het apparaat.
NL
9