Hydraulische installatie (constante druk)
Legend:
1. Pomp
2. Bedieningspaneel / omvormer
3. Regelklep
4. Drukopnemer / drukschakelaar
5. Terugslagklep
6. Druktank
7. Afvoerklep (optioneel)
8.3.2 SYSTEEM MET LUCHTKUSSEN
AUTOCLAAFTANK
Het systeem is schematisch weergegeven in de volgende
afbeelding.
Elk installatieverschil ten opzichte van het
LET OP
bovenstaande
werking van de luchttoevoer uit.
Automatisch luchttoevoerapparaat
Het apparaat bestaat uit een kleine container uitgerust met een
vlotterbodemklep en een luchtinlaatklep. De laatste kan, als er
een
waterstroom
doorheen
aanzuigen door het Venturi-effect. Dit apparaat moet worden
gemonteerd in overeenstemming met het onderhoudsniveau
van het luchtkussen.
Legend:
1. Tank
2. Regelklep
3. Pomp
4. fitting met luchtinlaataansluiting
5. Terugslagklep
6. Leidingwerk
7. Automatisch luchttoevoerapparaat
8. Regelklep
schema
sluit
een
stroomt,
lucht
van
Werkingsprincipe.
Wanneer de pomp draait, komt er lucht in de feeder via de
luchtinlaatklep; de stroom stopt wanneer de hele feeder vol
lucht zit en de gele bal onderaan de verbindingspijp met de
pompinlaat afsluit. Wanneer de pomp is gestopt, keert de druk
van de vloeistoftank de waterstroom om die, via nippel 4 en
pijp 6, de lucht in de feeder in de vloeistoftank duwt (u zou het
kenmerkende gorgelende geluid moeten horen).
LET OP
correcte
8.4.
ONTLUCHTING (zie bijgevoegde schema's fig. E)
Installatie onder vloeistofniveau (aanzuigtank met
hoger niveau dan de zuigmond van de pomp): open de
afsluiters aan de aanvoerkant van de installatie ("i") en
buiten
sluit de afsluiters aan de afvoerkant ("h"). Verwijder de
vulplug aan de bovenkant van de pompen ("g") (zie de
handleiding van de pomp voor meer informatie) en wacht
tot het water naar buiten komt. Als er geen water
overloopt (horizontale aanvoer) uit de terugslagklep, vul
dan aan tot er water overloopt uit het vulgat van de
pompen en sluit vervolgens af met de bijbehorende dop.
Installatie boven vloeistofniveau. (aanzuigtank met
lager niveau dan de zuigmond van de pomp): open de
afsluiters aan de aanvoerkant van de installatie ("i") en
verwijder de vulplug aan de bovenkant van de pompen
("g"). Vul tot het water naar buiten komt. Sluit vervolgens
met de bijbehorende dop.
NEDERLANDSE TAAL
Elke luchttoevoer moet worden aangesloten op
een enkele pomp; er mogen geen verbindingen
zijn tussen de twee voedingen in het geval van
een overdrukeenheid.
Er mogen geen keerkleppen aanwezig zijn op
het groepsaanvoerspruitstuk en stroomafwaarts
van de tank, ook niet op de uitgangen van de
afzonderlijke pompen, maar ze mogen alleen
aan de zuigzijde aanwezig zijn.
De automatische luchttoevoer is geschikt voor
systemen waar regelmatige werking van de
elektrische pompen vereist is, aangezien het
zijn opstart gebruikt om zijn functie uit te
voeren.
De juiste werking is gegarandeerd bij een
negatieve zuighoogte van de pomp; in het
geval van een positieve opvoerhoogte is het
raadzaam dat deze niet groter is dan 5 m w.g..
Het kan echter niet worden gebruikt in
combinatie met dompelpompen waar het fysiek
niet mogelijk is om het op de pompaanzuiging
aan te sluiten.
7