3
Technische informatie
Lokaal systeem
1-zone-temperatuurregeling
Zone1
4
1. Verwarmingstoestellen (bijv. radiator, ventilatorspoelunit) (ter plaatse aan te schaffen)
2. Zone1 2-wegventiel (ter plaatse aan te schaffen)
3. Zone2 2-wegventiel (ter plaatse aan te schaffen)
4. Automatische omleidingsklep (ter plaatse aan te schaffen)
Energiebewaking
De eindgebruiker kan verzamelde*1 'gebruikte elektrische energie' en 'geleverde energie' in elke bedrijfsmodus*2 op
de hoofdbediening volgen.
*1 Maandelijks en Jaar tot datum
*2 - SWW-bedrijf
- Ruimteverwarming
Zie "5.7 Hoofdbediening" voor informatie over het controleren van energie en "5.1 Functies van DIP-schakelaars"
voor meer informatie over DIP-schakelaar-instellingen. Een van de beide volgende methoden wordt gebruikt voor het
monitoren.
Opmerking: methode 1 dient te worden gebruikt als leidraad. Als een grotere nauwkeurigheid wordt vereist,
dient u methode 2 te gebruiken.
1. Interne berekening
Verbruik van elektriciteit wordt intern berekend op basis van het energieverbruik van de buitenunit, elektrische
boosterverwarming, pomp1 en andere hulponderdelen. Geproduceerde hitte wordt intern berekend door delta T
(debiet- en retourtemperatuur) te vermenigvuldigen met het door de in de fabriek gemonteerde sensoren gemeten
debiet. Stel de capaciteit van de elektrische boosterverwarming en de invoer van de waterpomp(en) overeenkomstig
het binnenunitmodel in. (Zie de menustructuur in "5.7 Hoofdbediening")
Boosterverwarming
Pomp1*1
Standaard
2 kW
*** (in de fabriek
gemonteerde pomp)
EHPT20Q-VM2EA
2 kW
***
<Tabel 3.5>
Stel zo nodig de aanpassing geproduceerde energie in als antivriesoplossing (propyleen-glycol) wordt gebruikt voor
het primaire watercircuit. Zie "5.7 Hoofdbediening" voor meer informatie over het bovenstaande.
Opmerking: de verbruikte elektrische energie van pomp A wordt automatisch berekend door het systeem.
2. Feitelijke meting met externe meter (ter plaatste aangeschaft)
FTC heeft externe invoeraansluitingen voor 2 'meters elektrische energie' en een 'warmtemeter'. Als twee 'meters
elektrische energie' worden aangesloten, worden de geregistreerde waarden bij de FTC gecombineerd en op
de hoofdbediening weergegeven. (bijv. meter 1 voor hoofdvoedingsleiding, meter 2 voor voedingsleiding van de
boosterverwarming)
Zie de paragraaf [Signaalingangen] in "5.2 Ingangen/uitgangen aansluiten" voor meer informatie over aansluitbare
meters elektrische energie en warmtemeters.
10
1-zone-temperatuurregeling (2-zone-kraan AAN/UIT-
regeling)
Zone1
2
4
1
Zone2
3
*1 "***"
Weergave van "***" in de instelmodus voor de
energiemodus betekent dat de in de fabriek gemonteerde
pomp is aangesloten als pomp 1 zodat de invoer
automatisch wordt berekend.
4
Installatie
<Voorbereiding voor de installatie en service>
● Bereid de juiste gereedschappen voor.
● Bereid de juiste bescherming voor.
● Laat onderdelen afkoelen voordat u begint met onderhoudswerkzaamheden.
● Zorg voor voldoende ventilatie.
● Schakel, wanneer u het systeem buiten werking hebt gesteld, de unit uit en trek de stekker los.
● Ontlaad de condensator voordat u werkzaamheden aan de elektrische onderdelen gaat uitvoeren.
<Veiligheidsmaatregelen tijdens service>
● Voer met natte handen geen werkzaamheden aan elektrische onderdelen uit.
1
● Giet geen water of een vloeistof in de elektrische onderdelen.
● Raak het koelmiddel niet aan.
● Raak geen hete of koude-oppervlakken van de koelmiddelcyclus aan.
● Wanneer de reparatie of de inspectie van het circuit moet worden uitgevoerd zonder dat het
1
systeem wordt uitgeschakeld, ga dan heel voorzichtig te werk en raak geen onderdelen aan
waar stroom op staat.
● Sluit geen externe pomp op het systeem aan.
4.1 Locatie
Transport en verwerking
Cilinder wordt geleverd op een houten pallet met beschermende verpakking van karton.
Front
(Voorzijde)
Bevestigingspoten
<Afbeelding 4.1.1>
Geschikte locatie
Voor de installatie moet de cilinder worden opgeslagen in een vorstvrije
weerbestendige locatie. De units mogen NIET worden gestapeld.
• De cilinder moet binnenshuis worden geïnstalleerd op een vorstvrije, weerbestendige
locatie.
• Installeer de cilinder op een plaats waar deze niet blootstaat wordt gesteld aan water/
uitzonderlijk hoge luchtvochtigheid.
• Installeer de cilinder alleen waar het verschil in hoogte tussen de bodem van de cilinder
en de bodem van de buitenunit minder dan 5 m is (zie afbeelding 4.1.2).
• De cilinder moet worden geplaatst op een vlak oppervlak dat sterk genoeg is om het
gewicht met de vulling te dragen. (Met behulp van verstelbare poten (onderdelen
verkrijgbaar als accessoire) kan de unit waterpas worden gezet) (zie afbeelding 4.1.1)
• Controleer of de vloer sterk genoeg is wanneer u de verstelbare poten gebruikt.
• Indien aangebracht mogen de verstelbare poten alleen uitgeschoven en gebruikt worden
om de unit waterpas te zetten en te stabiliseren. En het gewicht moet gelijkmatig worden
verdeeld.
• Let er vooral op dat voor servicetoegangspunten de minimumafstanden rond en voor de
unit in acht worden genomen <Afbeelding 4.1.3>.
• Zet de cilinder vast om te voorkomen dat deze wordt omgestoten.
De cilinder moet voorzichtig worden getransporteerd
om beschadiging van de kast te voorkomen. Verwijder
de beschermende verpakking pas als de cilinder op
de uiteindelijke locatie is aangekomen. Zo kan de
constructie en het regelpaneel worden beschermd.
• De cilinder kan verticaal of horizontaal worden
vervoerd. Bij het horizontaal vervoeren moet het
paneel dat is gemarkeerd met "Front" (Voorzijde)
omhoog wijzen <Afbeelding 4.1.1>.
• De cilinder moet ALTIJD door minimaal 2 mensen
worden vervoerd.
• Als u een cilinder draagt, dient u de handgreep van
het bovendeel van de cilinder te gebruiken.
• Controleer voordat u de handgreep gebruikt, dat
deze stevig is vastgezet.
• Verwijder voorzichtig de bevestigingspoten, houten
Bevestigingspositie van de verstelbare
ondergrond en alle andere verpakkingsmateriaal.
poten (accessoireonderdelen)
Buitenunit
Cilinder
5m
5m
<Afbeelding 4.1.2>
11