1. VEILIGHEID INSTRUCTIES
Let bij de montage en het gebruik van deze fietsendrager op de volgende veiligheidsvoorschriften:
• Bewaar de gebruiksaanwijzing tijdens de levensduur van het product
• Geef de gebruiksaanwijzing door aan volgende eigenaars en gebruikers van het product.
OPMERKING: Lees deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig door voordat u met de montage van de fietsendrager
met koppeling begint! Let vooral op de veiligheidsvoorschriften! Monteer en/of gebruik het product niet als u
twijfelt aan een zorgvuldige montage. Monteer en gebruik de accessoires niet als de meegeleverde uitrusting
niet compleet is.
Waarschuwing
• Let op de toegestane asbelasting van het voertuig. Bij het laden van fietsen mag de toegestane asbelasting niet wor-
den overschreden. Het tarragewicht van de koppelfietsendrager bedraagt 18,2 kg!
• Maximaal draagvermogen van de fietsendrager: 60 kg (2 fietsen).
• Het voertuig moet zijn uitgerust met een goedgekeurde aanhangwagenkoppeling (AHK) met een maximale kogeldruk
van ten minste 40 kg.
- minimale kwaliteit St 52-3 of GGG 52.
• D-waarde: Neem de informatie van de fabrikant van het voertuig/de koppeling over de toegestane D-waarde van de
koppelkogel met beugel (KmH) in acht. De D-waarde van de koppelkogel met beugel (KmH) moet minstens 7,6 kN
bedragen, omdat deze niet loodrecht op de middenas van de koppelkogel inwerkt. In plaats van de D-waarde worden
op de oudere KmH vaak de toegestane aanhangerbelasting GA en het toegestane totaalgewicht van het trekkende
voertuig GK vermeld. Hieruit kan de D-waarde van de KmH als volgt worden berekend: D = (9,81/1000) x (G[A] x G[K])
/ (G[A] + G[K])D in [kN], G[A] in [kg], G[K] in [kg].
• Wanneer de koppelfietsdrager is gemonteerd, moet hij voorzien zijn van een nummerplaat (nummerplaat op het
voertuig is onzichtbaar). Volgens § 60 StVZO en § 5b SVG moet het officiële kenteken (nummerplaat) van het voertuig
op de koppelfietsendrager worden herhaald. Monteer vóór het rijden een nummerplaat op de koppelfietsendrager die
overeenkomt met die van uw voertuig!
Verlichting achteraan
• De achterverlichting van het voertuig wordt gedeeltelijk bedekt door het draagsysteem achteraan. Het achterdraag-
systeem is daarom voorzien van een eigen verlichting en kenteken. De omvang van de lichtherhaling is afhankelijk
van de datum van de eerste registratie van het voertuig.
• Bij voertuigen die vóór 01 januari 1987 voor het eerst zijn geregistreerd, hoeven het mistachterlicht en het achteruit-
rijlicht van het draagsysteem achter niet bedrijfsklaar te zijn. Het gebruik van een 7-polige aanhangeraansluiting is
mogelijk.
• Bij voertuigen die vanaf 1 januari 1987 tot en met 31 december 1990 voor het eerst zijn geregistreerd, moet ook het
achteruitrijlicht op het draagsysteem achterin bedrijfsklaar zijn. Het gebruik van een 7-polige stekkerdoos is mogelijk
indien geen gebruik wordt gemaakt van continu positief (klem 54g).
• Bij voertuigen die op of na 01 januari 1991 voor het eerst worden geregistreerd, moet alle standaard achterlichtuitrus-
ting van het voertuig ook op het draagsysteem achteraan worden herhaald. Mistachterlicht en achteruitrijlicht van het
draagsysteem achter moeten bedrijfsklaar zijn. Door middel van een relais of een contactdoos met uitschakelcontact
moet ervoor worden gezorgd dat het mistachterlicht bij gebruik van het draagsysteem achter op het voertuig automa-
tisch wordt uitgeschakeld of na het verwijderen van de stekker (13-polige contactdoos) weer kan worden ingescha-
keld.
• Bij voertuiguitvoeringen waarvoor na 1 oktober 1998 voor het eerst typegoedkeuring is verleend, mag het derde
remlicht van het voertuig niet aan het oog worden onttrokken door de ladingdragers of de vervoerde lasten. Het derde
remlicht moet rechts en links - uitgaande van de lengteas van het voertuig - zichtbaar zijn onder een horizontale hoek
van 10°, naar boven - uitgaande van de bovenrand van het licht - onder een verticale hoek van 10° en naar beneden -
uitgaande van de onderrand van het licht - onder een verticale hoek van 5°.
• Indien ook maar één van deze zichtbaarheidsvoorwaarden niet kan worden vervuld, moet het derde stoplicht ook aan
de achterzijde worden herhaald.
37