Controleer regelmatig de
verbindingen om u ervan te verzekeren
dat ze goed vastgeklemd zijn.
4.5 VERWIJDERING VAN DE
SNOEI-INRICHTING
Indien de verlengstaaf (Afb. 10.A)
gemonteerd is, moet de snoei-inrichting
(Afb. 10.C) eerst verwijderd worden.
• Om de snoei-inrichting (Afb. 10.C) te
verwijderen, moet men de bedienstaaf
(Afb. 10.B) op de grond plaatsen, de
beugel (Afb. 10.D) losmaken en de staaf
van de snoei-inrichting demonteren.
5. BEDIENINGSELEMENTEN
5.1 HENDEL VERSNELLING
De inschakeling van de versnellingshendel (11.A)
is enkel mogelijk wanneer de vergrendeltoets
van de versnelling ingedrukt wordt (Afb. 11.B).
5.2 VERGRENDELTOETS VERSNELLING
De vergrendeltoets van de versnelling (Afb.
11.B) staat toe de versnellingshendel in
te schakelen (Afb. 11.A) inschakelen.
6. GEBRUIK VAN DE MACHINE
De veiligheidsnormen die in
acht genomen moeten worden, zijn
beschreven in hfdst. 2. Neem deze
aanwijzingen strikt in acht om geen
ernstige risico's of gevaren te lopen.
BELANGRIJK Voor de aanwijzingen
met betrekking op de motor en de accu
(indien voorzien), verwijst men naar
de desbetreffende handleidingen.
6.1 VOORAFGAANDE WERKZAAMHEDEN
Alvorens te beginnen met werken dienen er
enkele controles en handelingen uitgevoerd te
worden om er zeker van te zijn dat het werk op
de meest nuttige en veilige manier zal verlopen.
6.1.1 Controle van de accu
• Voor eender welk gebruik:
– de status van de accu controleren volgens de
aanwijzingen in de handleiding van de accu.
6.1.2 Gebruik van het draagstel
De machine moet altijd gebruik worden
met een correct aangebracht draagstel
wanneer men de verlengstaaf gebruikt.
Controleer regelmatig de doeltreffendheid
van de snelle ontkoppeling, om bij gevaar de
riemen snel van de machine te kunnen halen.
Het draagstel moet aangedaan worden
vooraleer de machine vast te haken en
de riem moet geregeld worden volgens
de lichaamsbouw van de gebruiker.
• De riem (Afb. 12.A) komt over de
linkerschouder, naar de rechterflank toe.
• Bevestig de haak (Afb. 12.B) aan de daarvoor
voorziene plek op de verlengstaaf.
6.1.3 Smeerolie ketting bijvullen
Vul smeerolie voor de ketting bij alvorens
de machine te gebruiken. Voor de
werkwijzen en voorzorgsmaatregelen voor
het bijvullen van olie, zie par. 7.3).
6.1.4 Controle van de kettingspanning
Voer alle handelingen uit
bij uitgeschakelde motor.
Controleer de spanning van de ketting.
Om te controleren of de spanning correct is,
mogen de sleepschakels niet uit hun geleider
komen wanneer de ketting halverwege
het blad vastgenomen wordt (Afb. 7).
Om de spanning van de ketting te regelen:
1. draai de knop van de carter los.
2. verstel de schroef van de kettingspanner
naar behoren (Afb. 5.D) tot de
ketting degelijk is opgespannen.
3. houd het blad omhoog en draai de knop
volledig vast. (afb. 8.A) inschakelen.
Werk niet met een ketting die te
los zit, om geen gevaarlijke situaties
te creëren wanneer de ketting uit
de geleiders van het blad komt.
BELANGRIJK Tijdens de eerste
gebruiksperiode (of na de vervanging van de
ketting), moet deze controle vaker uitgevoerd
worden, wegens de aanpassing van de ketting.
NL - 9