4.3 REGELING VAN DE LUCHTKLEP
Het luchtdebiet wordt geregeld met behulp van de luchtklep (1). Draai
eerst de schroeven (2) los.
Zodra de afstelling optimaal is, de luchtklep blokkeren met de
schroeven (2).
4.4 INBEDRIJFSTELLING
Ontluchting: wordt bekomen door de daartoe voorziene schroef op het
drukmeetpunt, vóór de ventielen, te openen (zie schema blz. 4).
CORRECTIE GASDEBIET
Om het gasdebiet Qn te bereiken onder normale omstandigheden
(0°C - 1013 mbar), moet u het reël debiet gemeten aan de teller Qr
aanpassen met een correctiefactor ( f ):
Qn = f . Qr
of:
Patm + Pgaz
f = 0,2695 .
273 + tgaz
Voorbeeld
:
Debiet gemeten aan de teller . . . .= 8 m
Atmosferische druk . . . . . . . . . . . .= 998 mbar
Gastemperatuur . . . . . . . . . . . . . .= 10°C
Gasdruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .= 25 mbar
Correctiefactor. . . . . . . . . . . . . . . .= 0,9742
Nominaal debiet . . . . . . . . . . . . . .= 7,79 m
4.5
VERBRANDINGSCONTROLE
Het is aangeraden de brander af te stellen volgens de aanwijzingen in de tabel, in functie van het gebruikte
type gas:
EN 676
CO
max. theoretisch
2
GAS
0 % O
G 20
11,7
G 25
11,5
G 30
14,0
G 31
13,7
IONISATIESTROOM
De minimum intensiteit voor een goede wer-
king van de controledoos bedraagt 3 µA.
Ook als de brander met een duidelijk hogere
intensiteit werkt, is er normaal geen controle
nodig.
Om de ionisatiestroom te meten, de stekker op
de rode kabel van de voeler openen en er een
micro-ampèremeter tussen plaatsen.
2824
3
(m
/h)
Patm = atmosferische druk (mbar)
Pgaz = gasdruk aan de teller (mbar)
tgaz = gastemperatuur aan de teller (°C )
3
/h
3
/h
max. vermogen λ ≤ 1,2 – min. vermogen λ ≤ 1,3
Instelling CO
λ = 1,2
2
9,7
9,5
11,6
11,4
2
LUCHTOVERMAAT:
%
2
λ = 1,3
9,0
8,8
10,7
10,5
Klemmenstrook
controledoos
10
7
NL
NO
CO
mg/kWh
mg/kWh
≤ 100
≤ 170
≤ 100
≤ 170
≤ 100
≤ 230
≤ 100
≤ 230
Stekker
D5006
1
2
D5231
x
Voeler